Kernenergie in Nederland
HERMAN DAMVELD*
Vestigingsplaatsen: Borssele nr. 1, Maasvlakte reserve, Eemshaven niet
De regering wil het liefst twee nieuwe kerncentrales laten bouwen bij Borssele in Zeeland en de kerncentrale Borssele langer in bedrijf houden, staat in een op 9 december 2022 verschenen brief van de regering.(1) De eerste voorbereidingen worden gestart voor twee kerncentrales die elk een vermogen van 1000 tot 1650 megawatt hebben. Ze zouden rond 2035 in bedrijf kunnen komen. De regering houdt de Maasvlakte achter de hand als locatie, mocht het in Zeeland toch niet lukken. Eind 2024 moet duidelijk zijn wie de kerncentrales mag gaan bouwen en waar.(2) (3) De Eemshaven wordt uit het wettelijk kader geschrapt als locatie voor kerncentrales.(4)
Hier ging een hele geschiedenis aan vooraf, zoals over het aantal kerncentrales (zie tabel 1). Die geschiedenis vatten we hier samen in 19 onderwerpen.
De regering zou zorgen “voor veilige, permanente opslag van kernafval.” Dat staat in het regeerakkoord.(5) De regering noemde de mogelijke vestigingsplaatsen voor de eindberging echter niet, maar zal in 2024 “een besluit te nemen over het maatschappelijke traject om te komen tot een eindberging.”(6) Dat lijkt ons niet in overeenstemming met het regeerakkoord.
In 1977 noemde de regering twaalf locaties voor nieuwe kerncentrales, waarvan vijf in Zeeland: Eemshaven, Urk, Ketelmeer, Flevo, Markerwaard, Wieringermeer, Maasvlakte, St. Philipsland, Tholen, Ossenisse, Bath/Hoedekenskerke en Borssele (zie figuur 1).(13)Na vele discussies kwam de regering op 10 augustus 2009 met een nieuw voorstel: Moerdijk, Westelijke Noordoostpolderdijk, Maasvlakte, Eemshaven en Borssele.(14)
In 2010 nam de regering na inspraak een beslissing. Moerdijk viel af omdat er te veel mensen woonden; de Westelijke Noordoostpolderdijk viel af omdat bij een ernstig ongeluk “de strategische drinkwatervoorraad in het IJsselmeer radioactief kan worden verontreinigd.” Bleven over: Eemshaven, Maasvlakte en Borssele.(15)De Tweede Kamer heeft echter op 10 maart 2021 met 95 tegen 54 stemmen een SP-motie aangenomen om de Eemshaven van de lijst te schrappen; VVD, CDA en SGP waren tegen.(16) Uit een op 8 november 2021 gepubliceerd onderzoek van SmartPort naar een kerncentrale op de Maasvlakte volgde dat “kernenergie moeilijk ruimtelijk inpasbaar (is) op basis van de beschikbare ruimte en in combinatie met de ontwikkelingen in de Rotterdamse havenregio. […] Het is dus niet logisch om juist daar een kerncentrale neer te zetten.”(17) Daaruit zou volgen dat alleen Borssele overblijft. Het provinciebestuur van Zeeland staat open voor de bouw van een of twee nieuwe kerncentrales in de provincie.(18) De regering sluit zich hierbij aan en noemt twee nieuwe kerncentrales die in 2035 in bedrijf zouden kunnen zijn.(19)
Nieuwe kerncentrales worden niet gebouwd zonder financiële steun van de regering.(20) Of in de woorden van minister Jetten: “Overheidssteun is noodzakelijk om de financiële risico’s te beperken en daarmee de financieringslasten.”(21)
Daarom zijn manieren bedacht om de financiële risico’s van de exploitant van de kerncentrale af te wentelen op de bevolking. Bijvoorbeeld: via de elektriciteitsrekening betaalt men een extra bedrag vanaf het begin van de bouw, dus jaren voordat een kerncentrale in bedrijf komt. De exploitant hoeft zo minder te lenen. Dat geeft lagere financieringskosten, die volgens het Nuclear Energy Agency zo’n 70% uitmaken van de totale bouwkosten.(22) Zo zou investeren in kernenergie aantrekkelijker kunnen worden. Het is een open vraag of alleen de bevolking van de regio die een kerncentrale wil deze extra elektriciteitsheffing zou moeten betalen, maar dat lijkt ons wel logisch.
Worden de financiële risico’s afgewenteld op de bevolking?
De huidige regering van VVD, D66, CDA en CU wil de kerncentrale Borssele langer in bedrijf houden dan tot 2034, stappen zetten voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales, daarvoor 5 miljard euro reserveren en zorgen “voor veilige, permanente opslag van kernafval.”(1)(2)
Het valt ons op dat de plannen vooral gaan over de kerncentrales en dat de regering zwijgt over hoe gezorgd gaat worden voor de veilige, permanente opslag van kernafval. Kerncentrales maken radioactief afval dat een miljoen jaar gevaarlijk blijft.(3) In Zeeland is de bovengrondse opslag van radioactief afval bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA). Daarbij gaat het volgens de COVRA om opslag voor honderd jaar. De vraag blijft hoe een veilige opslag de resterende 999.900 jaar gewaarborgd wordt.
De kosten van kernenergie waren en zijn een heet hangijzer. Vanaf de jaren zeventig was het idee dat grotere kerncentrales goedkopere elektriciteit zouden leveren, maar dat blijkt niet zo te zijn.(4) De kernenergiewereld noemt tegenwoordig centrales met minder grote vermogens, zoals een ontwerp van Rolls-Royce.(5) (6) (7) Die kerncentrale kan evenveel stroom leveren als de kerncentrale Borssele. Blijkbaar is groter niet meer goedkoper. We geven weer wat we weten over deze Rolls-Royce kerncentrale. In de discussie wordt regelmatig verwezen naar kerncentrales op thorium en op basis van kernfusie. Kerncentrales op thorium zijn niet voor het jaar 2035 te koop.(8) (9) Hetzelfde geldt ook voor kernfusiereactoren.(10) (11) Voor de volledigheid noemen we deze reactoren, maar gaan er hier niet verder op in.
In de kerncentrale Borssele hebben zich in totaal 457 bedrijfsstoringen voorgedaan. Daarbij vielen op gezette tijden belangrijke veiligheidsvoorzieningen uit, maar er is gelukkig geen ramp gebeurd. De overheden gaan uit van een mogelijke ramp met een kerncentrale. Daarvoor is een rampenplan gemaakt. Als men ervan overtuigd zou zijn dat er nooit wat zou kunnen gebeuren, zou een dergelijk plan overbodig zijn. Ook voor de kerncentrale Borssele is er zo’n rampenplan.(12) Dat de regering jodiumtabletten uitdeelt, laat zien dat we terdege rekening moeten houden met een ernstig kernongeval. Het gaat hier om een gebied tot op 100 kilometer van een kerncentrale. (13) Maar als kernenergie veilig zou zijn, dan zijn jodiumtabletten niet nodig. Jodiumtabletten uitdelen betekent dat de regering aanvaardt dat kernenergie onveilig is. Ze geven schijnveiligheid. Bovendien is kernenergie een onverzekerbaar risico en in de visie van verzekeringsmaatschappijen onveilig, luidt onze conclusie.(14) (15)
Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, schreef op 1 juli 2022 aan de Tweede Kamer: “Kernenergie maakt CO2-arme productie van energie mogelijk en kan daardoor bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen.”(16) Daarbij veronderstelde hij dat er bij kernenergie bijna geen uitstoot is van het broeikasgas CO2. Dat is echter onjuist, want er is een niet te verwaarlozen CO2-uitstoot door o.a. de bouw van een kerncentrale, de winning van de brandstof uranium en de ontmanteling van de centrale. Men noemt dit de indirecte CO2-uitstoot.
Kernenergie maakt Nederland niet onafhankelijk van het buitenland. Twee nieuwe kerncentrales maken maar een gering deel uit van de totale energievoorziening, overeenkomend met wat de kolencentrales nu leveren. Uranium, de brandstof van de kerncentrale Borssele, komt echter ook uit het buitenland.(17) Bovendien is de Europese Unie wat betreft kernenergie sterk afhankelijk van Rusland en men wil daar geen verandering in aanbrengen.(18) (19) (20)
Alleen elektriciteit uit zon en wind maakt Nederland onafhankelijk van de invoer van energie uit het buitenland.
De laatste tijd komen we, mede door de oorlog in Oekraïne, pleidooien tegen om wat betreft de energievoorziening onafhankelijk te worden van het buitenland. Daarom zouden kerncentrales gebouwd moeten worden. Deze bewering is echter onjuist. De regering heeft plannen voor twee nieuwe kerncentrales en die maken maar een gering deel uit van de totale energievoorziening, overeenkomend met wat de kolencentrales nu leveren.
Kernenergie is goed voor 1,5% energiegebruik en 3% elektriciteitsgebruik
De kerncentrale Dodewaard in de provincie Gelderland met een elektrisch vermogen van 54 Megawatt (MW) kwam in maart 1969 in bedrijf en sloot in 1997.(1) (2) De kerncentrale Borssele (bijna 500 MW) startte in oktober 1973 en mag volgens de huidige vergunning tot eind 2033 in bedrijf blijven.(3) (4) (5) Deze kerncentrale was in 2021 goed voor 1,5% van het totale Nederlandse energiegebruik (zie tabel 1.1 en 1.2).(6)
Volgens het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) bedraagt kernenergie nu 2% en in het jaar 2050 tussen de 1,9 en 3,7% van het wereldwijde energiegebruik.(7)
Volgens het Jaarverslag 2020 van EPZ, de exploitant van de kerncentrale, leverde Borssele 3,8 miljard kWh en deed het daarmee uitzonderlijk goed.(20) Dat komt overeen met ongeveer 10 miljoen kWh per dag. Het Nederlandse elektriciteitsgebruik was 122 miljard kWh.(21) Daarmee was de kerncentrale Borssele goed voor 3% van het elektriciteitsgebruik.
Stel als gedachte-experiment dat de twee kerncentrales die de regering wil laten bouwen, nu al in bedrijf zouden zijn. Aangenomen dat het kerncentrales zijn van elk 1.000 MW, zou het gaan om 2.000 MW kernenergie erbij in plaats van elektriciteitsproductie uit bijvoorbeeld aardgas of kolen. Daarmee zou met de kerncentrale Borssele erbij 2.500 MW kernenergie in bedrijf zijn. We kunnen dan uitrekenen dat kernenergie zou zorgen voor 7,5% van het energiegebruik en 15% van het elektriciteitsgebruik. Dat komt overeen met wat de kolencentrales in 2021 produceerden. De afhankelijkheid van het buitenland voor wat betreft de invoer van olie blijft dan bestaan.
En dat is nog maar het begin van het verhaal.
De reis van het uranium voor Borssele
De kerncentrale Borssele is voor de winning en verwerking van de brandstof uranium grotendeels afhankelijk van het buitenland.
Het uranium voor de kerncentrale Borssele wordt in mijnen in Kazachstan gedolven. Ter plekke wordt in een chemische fabriek het bruikbare deel uranium uit het erts gehaald. Vervolgens gaat het per vrachtwagen naar een haven en per schip naar Engeland om daar per vrachtwagen naar een fabriek te worden gebracht, waar het gasvormig gemaakt wordt. Met een vrachtwagen, een schip en vervolgens weer een vrachtwagen gaat het naar de verrijkingsfabriek van Urenco in Almelo. Het verrijkte uranium gaat per vrachtwagen naar een splijtstofstavenfabriek in Duitsland of Frankrijk. Daarna bereiken de splijtstofstaven per vrachtwagen of trein de kerncentrale Borssele.
Als de splijtstofstaven uitgewerkt zijn, worden ze per trein of vrachtwagen naar een opwerkingsfabriek in Frankrijk vervoerd. Het kernafval, hoog-, middel- en laagradioactief, wordt bij de COVRA dicht bij de kerncentrale Borssele bovengronds opgeslagen in bunkers.
Uiteindelijk zal al het afval ook nog vervoerd moeten worden naar een definitieve berging in zout of klei.(1)
Ook met kernenergie is de EU nog steeds energie-afhankelijk van Rusland
We lezen herhaaldelijk dat Rusland de oorzaak is van de hoge aardgasprijzen en dat kernenergie kan helpen om minder afhankelijk te worden van Rusland. Dat klopt echter niet, blijkt uit enig rekenwerk. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van het Statistisch Zakboek van de Europese Unie van 28 september 2021 en van het Jaarverslag 2020 van het Euratom Supply Agency (ESA) van 10 juli 2021.(2) (3)
Hierin staat dat de Europese Unie (EU) behalve aardgas ook kolen, olie en uranium uit Rusland haalt. In percentages: 37% van het aardgas dat de EU gebruikt komt uit Rusland; voor kolen gaat het om 32% en voor olie om 26%.
Bij kernenergie spelen drie factoren een rol: 20% van het in kerncentrales gebruikte uranium komt uit Rusland. Om uranium te kunnen verrijken is eerst omzetting van de vaste stof in gasvormig uranium nodig, dat heet conversie. De fabrieken voor deze conversie staan onder meer in Rusland en zorgen voor 24% van het uranium dat de EU nodig heeft. Bij verrijking gaat het om 26%.
In 2019 importeerde de EU 167 miljard m3 aardgas uit Rusland. Volgens het Jaarverslag over 2020 van het Russische bedrijf Gazprom was dit 175 miljard m3 in 2020.(4)
Kortom, stoppen met de import van aardgas uit Rusland betekent niet dat de EU daarmee onafhankelijk wordt van dit land. Meer kernenergie in de EU kan juist een grotere afhankelijkheid van Rusland betekenen. Des te opvallender is het dat de Europese Unie tot nu toe geweigerd heeft sancties in te stellen tegen Rusland wat betreft kernenergie.(5) (6) (7)
Zonne- en windenergie hoeven we niet te importeren
We krijgen in Nederland van de zon gemiddeld per jaar 35 keer zoveel energie als we nodig hebben voor verwarming, industrie, auto’s en de opwekking van elektriciteit.(8) We hebben niet zozeer een energieprobleem als wel een energie-omzettingsprobleem en een ruimteprobleem voor de plaatsing van al die zonnepanelen. Een voorbeeld: voor 100% duurzame elektriciteit uit zon en wind is in Duitsland 2,5% van het grondoppervlak nodig, blijkt uit een rapport van het Öko-Institut en Prognos dat op 16 oktober 2018 verschenen is.(9) Het Joint Research Center van de Europese Unie heeft op 9 oktober 2019 een rapport uitgebracht over energie en het benodigde landgebruik. Zowel zonne- als windenergie kunnen drie keer zoveel elektriciteit opwekken als de EU in 2016 gebruikte. Zonne-energie gebruikt dan 1,4% van het landoppervlak en windenergie op land 16%.(10) Dit staat los van de Nederlandse plannen voor wind op zee, die maken dat minder landoppervlak nodig is.
Willen we daadwerkelijk streven naar energie-onafhankelijkheid, dan is er maar één optie.
Na het uitlekken van de plannen voor twee nieuwe kerncentrales in Zeeland ontstond een discussie over de rol van de regio. Verschillende keren werd daarbij verwezen naar Groningen. Zo stelde bijvoorbeeld burgemeester Gerben Dijksterhuis (ChristenUnie) van de gemeente Borsele: “We willen hier geen Groningse toestanden.”(1) Daar heeft hij groot gelijk in en daarom geef ik hier enkele aanbevelingen om dergelijke toestanden te voorkomen.
Ik meen deze aanbevelingen te kunnen doen als inwoner van de stad Groningen. Veertig jaar geleden deed ik mee aan de Brede Maatschappelijke Discussie over (kern)energie en verwonderde me toen al over hoe het allemaal ging. De afgelopen jaren heb ik me verdiept in de gevolgen van de gaswinning uit het Groningen-veld. Daarover heeft de Raad voor het Openbaar Bestuur eind november jl. een onderzoeksrapport uitgebracht. Dat rapport gaat over de door de regering ingestelde zogeheten Dialoogtafel waarvan Jacques Wallage, oud-burgemeester van Groningen, de voorzitter was. De Dialoogtafel was opgezet om de overheid, het bedrijfsleven en de bewoners op een gelijkwaardige manier met elkaar in contact te brengen, maar dat mislukte in de praktijk. Volgens Wallage ging het “om meer dan een gemiste kans. Het is eigenlijk ernstiger dan dat. Het is een poging geweest om de Groningers verantwoordelijk te maken voor allerlei oplossingen (…). Ik vind dat zelf malafide. Ik vind dat daar heel ernstige dingen zijn gebeurd.”
Burgemeester Dijksterhuis heeft groot gelijk dat hij geen Groningse toestanden wil.
Maar wat dan wel? Hoe zou een zinvolle discussie over kernenergie in Zeeland eruit kunnen zien? Aan welke randvoorwaarden zou in ieder geval voldaan moeten worden? Gebruik makend van de vele rapporten over kernenergie en kernafval, en ook over de gevolgen van de aardgaswinning in Groningen, noem ik hier zes randvoorwaarden voor een zinvolle discussie.(2) (3)
1. Vanaf het begin staat vast dat ethische en maatschappelijke factoren een volwaardige rol spelen in de discussie. Alle groepen die belang hebben bij de kwestie moeten de mogelijkheid krijgen mee te doen aan de discussie.
2. Op het moment dat de discussie begint, zijn de conclusies nog open. Een discussie om al genomen beslissingen te legitimeren heeft weinig betekenis, leert de geschiedenis ons(4).
3. De overheid is niet de geschikte instantie om de discussie te organiseren, omdat zij in het verleden duidelijk partij heeft gekozen.
4. Degenen die kritisch staan tegenover kernenergie krijgen fondsen om hun standpunt nader te onderbouwen. Financieel moet er gelijkwaardigheid zijn tussen de verschillende partijen.
5. Discussie is slechts mogelijk op basis van een zorgvuldige definitie van waar het om gaat en welke alternatieven er zijn. Gaat het om een onbeperkte verlenging van de levensduur van de kerncentrale Borssele of is er een einddatum aan? Hebben de twee nieuwe kerncentrales die gepland zijn een elektrisch vermogen van 500 of van 1500 Megawatt? Blijft het bij twee nieuwe kerncentrales? Is een eindberging voor het radioactieve afval een voorwaarde voor de productie van elektriciteit uit kernenergie? Het is van belang dat de overheid zich op dit punt vastlegt.
6. Er moet op korte termijn een onafhankelijke instantie komen, die de discussie begeleidt en erop toeziet dat alle aspecten ruim aandacht krijgen. Of het nu gaat om de huisvesting van bouwvakkers voor nieuwe kerncentrales, de veiligheidsvoorzieningen van kerncentrales, de verantwoordelijkheid voor natuur en milieu of de verplichtingen tegenover toekomstige generaties: alles moet meetellen.
Minister Jetten wil een dialoog met de bevolking: “De samenwerking met zowel overheden als burgers, moet vorm krijgen in het participatieplan, dat ik samen met de staatssecretaris van IenW begin 2023 gereed zal hebben. (…) Op lokaal niveau zal het publieke debat betrekking hebben op de voorwaarden waaronder realisatie van de twee nieuwe centrales mogelijk is. Op nationaal niveau zal het publieke debat betrekking hebben op de rol van kernenergie in het energiesysteem op aanvulling van de twee voorgenomen centrales. (…) Om geen valse verwachtingen te wekken, zal vooraf goed in beeld moeten worden gebracht welke ruimte er is voor participatie en wat er met de uitkomsten gedaan zal worden.”(5)
De zes hierboven genoemde thema’s geven een raamwerk voor deze dialoog, waarbij met name de plaatselijke en regionale bevolking en instanties een volwaardige rol krijgen. Uiteraard kunnen deze zes thema’s verder uitgewerkt worden. Als er vanuit Zeeland belangstelling voor is, werk ik daar graag aan mee.
In 1977 noemde de regering twaalf locaties voor nieuwe kerncentrales, waarvan vijf in Zeeland: Eemshaven, Urk, Ketelmeer, Flevo, Markerwaard, Wieringermeer, Maasvlakte, St. Philipsland, Tholen, Ossenisse, Bath/Hoedekenskerke en Borssele.(1) Dat veroorzaakte veel rumoer en leidde begin jaren tachtig tot de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie. Resultaat: de meerderheid van de bevolking wilde geen nieuwe kerncentrales. De regering zag dat anders en besloot in januari 1985 tot de start van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Vestigingsplaatsen voor kerncentrales.(2)
In januari 1986 volgde het regeringsbesluit, de PKB Vestigingsplaatsen voor kerncentrales deel d. (3) (4) Hierin lezen we: “Gewaarborgd moet worden dat bovenbedoelde locaties ook later nog zoveel mogelijk voldoen aan de belangrijkste criteria van de selectie van de vestigingsplaatsen. (…) In het gebied van 0 tot 5 kilometer rond een (geplande) kerncentrale is het beleid gericht op het handhaven van gunstige lage bevolkingsdichtheden en op het vermijden van de vestiging van voorzieningen die tot aanwezigheid van grote aantallen moeilijk te verplaatsen mensen kunnen leiden. (…) In een gebied van 5 tot 20 kilometer rond een (geplande) kerncentrale is een ontwikkeling volgens de ruimtelijke doelstellingen voor dat gebied in beginsel toegestaan. Dit beleid wordt gevoerd door toetsing van streek-, structuur- en bestemmingsplannen voor het betreffende gebied” (PKB, deel d, pagina 8). Ook zijn explosiegevaarlijke inrichtingen binnen 3 kilometer verboden. Dit alles betekent dat toekomstige, “nu nog niet bekende ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw, bevolking, recreatie, voorzieningen en/of industriële bedrijvigheid, enige praktische consequenties zullen ondervinden van het waarborgingsbeleid.” (PKB, deel d, p 64)
Door het ongeluk met de kerncentrale in Tsjernobyl in april 1986 gingen de plannen voor nieuwe kerncentrales echter langdurig de ijskast in.
Op 10 augustus 2009 verscheen het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) onder verantwoordelijkheid van de ministers Van der Hoeven (CDA) en Cramer (PvdA). In het SEV III ging het ook om het “waarborgingsbeleid kernenergie,” waarin de 5 locaties waren opgenomen voor een mogelijke kerncentrale: Moerdijk, Westelijke Noordoostpolderdijk, Maasvlakte, Eemshaven en Borssele.(5) Volgens de regering kon alleen op de Maasvlakte een kerncentrale aangelegd en gebouwd worden “zonder risico’s voor significante gevolgen” voor de omgeving. Bij de andere locaties (Eemshaven, Westelijke Noordoostpolderdijk, Borssele en Moerdijk) waren kleine kansen op ongelukken met grote gevolgen.
Na inspraak kwam de regering in 2010 tot een beslissing. Vanwege de bovengenoemde zone van vijf kilometer, viel Moerdijk af omdat er te veel mensen woonden; de Westelijke Noordoostpolderdijk viel af omdat bij een ernstig ongeluk “de strategische drinkwatervoorraad in het IJsselmeer radioactief kan worden verontreinigd.” Bleven dus over: Eemshaven, Maasvlakte en Borssele.(6) De Tweede Kamer heeft op 10 maart 2021 met 95 tegen 54 stemmen een SP-motie aangenomen om de Eemshaven van de lijst te schrappen; VVD, CDA en SGP waren tegen.(7) Uit een op 8 november 2021 gepubliceerd onderzoek van SmartPort naar kernenergie op de Maasvlakte volgde dat “kernenergie moeilijk ruimtelijk inpasbaar [is] op basis van de beschikbare ruimte en in combinatie met de ontwikkelingen in de Rotterdamse havenregio. […] Het is dus niet logisch om juist daar een kerncentrale neer te zetten.”(8) Daaruit zou volgen dat alleen Borssele overblijft. De regering wil het liefst twee nieuwe kerncentrales laten bouwen bij Borssele, maar in de “procedures wordt Rotterdam meegenomen als alternatieve locatie.”(9) Op 9 december 2022 stelde minister Jetten: “Eemshaven wordt niet overwogen voor de twee nieuw te bouwen centrales en het kabinet is voornemens Eemshaven als waarborglocatie uit het wettelijk kader te schrappen.”(10)
Het waarborgingsbeleid kwam erop neer dat de regering wilde voorkomen dat vooral binnen een straal van vijf kilometer nieuwe fabrieken met veel werknemers of grote wooncomplexen (bijvoorbeeld seniorenflats) of recreatiegebieden werden aangelegd. En dit beleid is nog steeds van kracht.
Een kerncentrale heeft daarnaast een groot oppervlak aan water nodig voor koeling. Voor de kerncentrale Borssele gaat het om 63.000 kubieke meter per uur.(11) Hier gaat het om zout zeewater. Maar er is ook vers water, drinkwater uit de kraan, nodig voor de koeling van de gebruikte brandstofelementen. Om hoeveel het gaat voor de kerncentrale Borssele is niet bekend. Wel weten we dat in Groot-Brittannië de kerncentrale Sizewell B (1250 Megawatt; 2,5 keer het vermogen van Borssele) dagelijks 800.000 liter vers water per dag nodig heeft.(12)
Dat zijn geen geringe hoeveelheden, die daardoor niet voor huishoudelijke consumptie beschikbaar zijn.
Met kernenergie is iets merkwaardigs aan de hand. Bij veel producten (radio, tv, computer) zien we dat de prijs in de loop van de tijd naar beneden gaat. Dat heet de leercurve, die aangeeft dat geleerd wordt uit ervaringen en dat mede onder invloed van de technologische ontwikkeling de prijs daalt.
Bij kernenergie is dat niet het geval (zie tabel 2.1). Sinds 1970 zijn de investeringskosten per kilowatt in de Verenigde Staten met een factor 5 en in Frankrijk met een factor 3 gestegen. Dat heet een negatieve leercurve. De investeringskosten van zonne- en windenergie zijn daarentegen gedaald, dat is de positieve leercurve.(1) (2) (3)
Wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology hebben op 18 november 2020 een studie gepubliceerd over de kosten van kernenergie. Op basis van de bouwkosten van kerncentrales in de Verenigde Staten van de afgelopen vijftig jaar kwamen ze tot een onverwachte conclusie. De verwachting was dat de bouw van de eerste kerncentrale meer zou kosten dan de bouw van de volgende kerncentrales van hetzelfde ontwerp. Men zou leren van de ervaringen van de bouw van de eerste kerncentrale. De wetenschappers concludeerden echter dat de bouw van de volgende kerncentrales juist meer kostte. Ze bepaalden de leercurve door het verband te onderzoeken tussen de kostprijs en het aantal installaties. Het plaatsen van meerdere identieke gebouwen of installaties zou de prijs per stuk doen dalen door leereffecten. Bij hernieuwbare energie bedroeg de leercurve 7 tot 12%. Bij kernenergie was de leercurve echter min 115%. Dat had te maken met de steeds strengere veiligheidseisen, maar belangrijker waren andere oorzaken. Reactoren werden in de loop van de tijd steeds complexer, met als gevolg dat de bouwkosten bijna exponentieel stegen met de complexiteit van het project. Het herhalen van nucleaire projecten leidde op zich tot positieve leereffecten, maar ieder project vereiste steeds zoveel maatwerk dat dit positieve effect teniet gedaan werd.(4)
Op 7 juli 2021 publiceerde het ministerie van Economische Zaken en Klimaat de door het consultancybureau gemaakte ‘Marktconsultatie kernenergie’.(7) Daarin staat dat niet met name genoemde marktpartijen interesse hebben om een kerncentrale in Nederland te bouwen. Maar dan moet wel aan 42 vooral financiële voorwaarden voldaan zijn: “de substantiële financieringsomvang, substantiële risico’s en doorlooptijd maken dat de betrokkenheid van de overheid onvermijdelijk lijkt. Dit kan dan onder meer door het verstrekken van garanties door de overheid om met name financieringsrisico’s acceptabel te laten zijn.”
Ook op Europese schaal ziet de toekomst voor kernenergie er niet rooskleurig uit als gevolg van de stijgende kosten. Het onderzoeksbureau Rystad Energy heeft op 26 oktober 2022 een rapport gepresenteerd over de Europese energievoorziening. Hoewel in dat rapport de nadruk ligt op aardgas, gaat het ook over kernenergie. Het resultaat is dat het aandeel kernenergie in de elektriciteitsopwekking zal dalen van 28% in 1994 naar 7% in 2050 (zie figuur 2.1).
Kernenergie prijst zichzelf uit de markt.
Het Nederlandse bedrijf ULC-Energy heeft in augustus 2022 gekozen voor een kerncentrale naar een ontwerp van het Engelse Rolls-Royce. Op 13 september 2022 sloot ULC-Energy een overeenkomst met het Amerikaanse elektriciteitsbedrijf Constellation met als doel een serie van deze reactoren te bouwen in Nederland.(1) Constellation heeft in de Verenigde Staten 21 kerncentrales in bedrijf. Tot nu toe is wereldwijd nog geen kerncentrale van dit type in aanbouw, maar er zijn plannen in Groot-Brittannië. Hoe veilig de kerncentrale is, zal pas blijken tijdens de vergunningverlening.
Rolls-Royce is de producent van reactoren voor de Engelse kernonderzeeërs. Het bedrijf besloot een aantal jaren geleden een zogeheten kleine modulaire drukwaterreactor te ontwikkelen en heeft daarvoor een aparte firma opgericht: Rolls-Royce SMR Ltd.(2) De Engelse regering besloot op 9 november 2021 een subsidie van omgerekend 240 miljoen euro te verstrekken voor de ontwikkeling van een kerncentrale met een vermogen van 470 Megawatt (MW); de kerncentrale Borssele is 485 MW. Het ontwerp moet in 2026 rijp zijn voor een bouwvergunning, is het plan. De kerncentrale gaat omgerekend 2,4 miljard euro kosten.(3) Dat is 5100 euro per kilowatt (5800 dollar per kilowatt). In maart 2022 heeft de Engelse regering het algemene ontwerp van deze kerncentrale aanvaard en daarmee kon de gedetailleerde aanvraag voor een bouwvergunning beginnen.(4) In april 2022 herhaalde de regering het subsidiebedrag van 240 miljoen euro en stelde dat kernenergie in het jaar 2050 zeker drie keer zoveel stroom moet leveren als nu.(5) Centrales als die van Rolls-Royce worden daarbij nadrukkelijk genoemd.
De eerste eenheid zou rond 2030 in bedrijf kunnen komen en de eerste tien eenheden voor het jaar 2035. De eerste centrales zouden in Wales of in Cumbria (noordwest Engeland) moeten verrijzen op vestigingsplaatsen die al vergund zijn voor kerncentrales.
Rolls-Royce SMR Ltd heeft in februari 2017 aangegeven dat een binnenlandse markt van 14 kerncentrales niet voldoende is en dat bestellingen in het buitenland nodig zijn om op den duur financieel uit te kunnen.(6) Vandaar het zoeken naar verkoop aan andere landen, zoals Nederland.
Rolls-Royce wil een groot deel van de kerncentrale in een fabriek klaarmaken. In juli 2022 werd bekend dat er een paar mogelijke locaties zijn voor een dergelijke fabriek. De bouw zal echter pas beginnen als er een vergunning is voor een reeks kerncentrales.(7)
Hoe het precies gesteld is met de veiligheid en de kosten van dit type kerncentrale komen we pas dan te weten.
Kernenergie wordt soms duurzaam genoemd, omdat het een bijdrage zou leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem. Daarbij veronderstelt men dat het broeikasgas CO2 niet of nauwelijks vrijkomt bij kernenergie. Zo stelde de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) op 7 september 2022: “Over de klimaatimpact van kernenergie bestaat in de wetenschap brede overeenstemming: er is sprake van slechts beperkte CO2-uitstoot, ook wanneer we kijken naar de gehele levenscyclus van een kernreactor. Qua CO2-uitstoot is kernenergie vergelijkbaar met windenergie. Vergeleken met zonne-energie presteert kernenergie beter.”(1)
De Raad baseert deze conclusie, die we hier bestrijden, op rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en van de Europese Economische Commissie van de Verenigde Naties (UNECE).(2)(3) Andere rapporten komen er niet in voor, terwijl die er wel zijn. In dit artikel worden die andere rapporten wel besproken. Immers, er is een niet te verwaarlozen CO2-uitstoot door o.a. de bouw van een kerncentrale, de winning van de brandstof uranium en de ontmanteling van de centrale. Men noemt dit de indirecte CO2-uitstoot (zie tabel 5).
Hoeveel broeikasgassen zoals CO2 ontstaan bij de kerncentrale Borssele? Daarover vinden we geen gegevens. We hebben hier een zo betrouwbaar mogelijke schatting gegeven van 78 tot 190 gram CO2 per kWh, maar we houden ons aanbevolen voor exacte cijfers. Ter vergelijking: bij zonnepanelen gaat het om 48 en bij windmolens om 10-12 gram CO2 per kWh, aanzienlijk minder dan bij kernenergie.
We gaan ervan uit dat de indirecte CO2-uitstoot door kernenergie toeneemt met het aantal kerncentrales. Het is niet met 100% nauwkeurigheid te bepalen hoe die relatie is, daarom moeten we hier volstaan met schattingen.
De bijdrage van kernenergie aan de vermindering van het klimaatprobleem zal beperkt zijn. Volgens het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) is kernenergie nu 10,4% van het wereldwijde elektriciteitsgebruik; het elektriciteitsgebruik is 18,8% van het wereldwijde energiegebruik.(13) Daarmee is kernenergie 2% van het wereldwijde energiegebruik. Op dezelfde manier kunnen we uitrekenen dat volgens het IAEA kernenergie in het jaar 2050 tussen de 1,5 en 3% van het wereldwijde energiegebruik zal leveren. Daar komt nog bij dat de voorraad uranium beperkt is.
De claim dat kernenergie een CO2-vrije energiebron is, is een mythe.
Het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung (DIW) bracht op 24 juli 2019 een rapport uit over de financiering van 674 kerncentrales die tussen 1951 en 2017 wereldwijd werden gebouwd. De conclusie luidde dat geen enkele kerncentrale is gebouwd zonder een of andere vorm van overheidssubsidie.(1) Enkele voorbeelden. In Duitsland ging het tussen 1950 en 2006 om een subsidie van 54 miljard euro.(2) De Nederlandse staat gaf vanaf 1955 tot eind 1969 bijna een miljard gulden (454 miljoen euro) subsidie aan kernenergie.(3) De Amerikaanse Union of Concerned Scientists (UCS) heeft uitgerekend dat zonder omvangrijke subsidies vanaf 1960 Amerikaanse kerncentrales niet gebouwd zouden zijn.”(4)
Ook nu, 53 jaar nadat de kerncentrale Dodewaard in bedrijf kwam, is subsidie nodig om een kerncentrale te bouwen. Dat kan onder meer via goedkope leningen, zoals de Europese Unie van plan is. Om daarvoor in aanmerking te komen moet kernenergie eerst een ‘duurzaam’ of ‘groen’ label krijgen. En voor dat label moet kernenergie aan 26 voorwaarden voldoen.(5) Wolfram König, de directeur van het Duitse Agentschap voor Berging van Kernafval (Bundesamt für die Sicherheit der nuklearen Entsorgung, BASE), stelde dan ook op 12 januari 2022: “Feitelijk gezien is het niet houdbaar om kernenergie als duurzame vorm van energieopwekking te beschouwen.”(6) Kernenergie is niet goedkoop en ook niet groen, maar heeft wel subsidie nodig.
Marktprijs elektriciteit en Franse kerncentrales
Kerncentrales leveren elektriciteit die op de stroommarkt verkocht wordt tegen wat we de marktprijs noemen. Wat consumenten en bedrijven betalen is hoger dan de marktprijs, want daar komen nog de kosten van transport van elektriciteit en belastingen zoals de btw bij.
De marktprijs wordt bepaald door de factoren die vraag en aanbod bepalen (is het vroeg of laat donker; welke elektriciteitscentrales zijn in bedrijf, etc.).
De afgelopen maanden speelden in West-Europa de Franse kerncentrales hierbij een belangrijke rol. In mei van dit jaar lag de helft van de 56 Franse kerncentrales stil voor brandstofwisseling, de uitgebreide tienjaarlijkse revisie en vooral ook omdat haarscheurtjes zijn vastgesteld in zogeheten elleboogpijpen in het centrale deel van de reactoren.(7) Deze haarscheurtjes had men niet verwacht.(8) Sindsdien is daarin geen verandering gekomen, omdat reparatie van de haarscheurtjes lastig is. Op een koude winterdag moet 45.000 MW kernenergie in bedrijf zijn om te voldoen aan de vraag, terwijl begin november 2022 slechts 25.000 MW kernenergie in bedrijf was.(9) In 2022 werd Frankrijk van stroom-importeur in plaats van exporteur. Vanaf januari tot eind november 2021 exporteerde Frankrijk 46,5 miljard kWh. In 2022 importeerde Frankrijk tot eind november 14,6 miljard kWh. Dat is een verschil van 61 miljard kWh.(10) Frankrijk importeert nu elektriciteit, bijvoorbeeld van de Duitse kerncentrales, en dat heeft de marktprijs in heel West-Europa omhoog gedreven.(11) Als deze marktprijs hoog blijft, zouden nieuwe kerncentrales geen subsidie nodig hebben. Slecht werkende kerncentrales maken nieuwe kerncentrales aantrekkelijk, is de wel wat wrange conclusie.
Financiële risico’s nieuwe kerncentrales afwentelen
Op 26 september 2022 verscheen een rapport van het consultantsbureau Baringa, gemaakt in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.(12) De belangrijkste conclusie is: “Nieuwe kerncentrales worden niet gebouwd door het bedrijfsleven zonder een of andere steun door de regering.” Op pagina 3 van het Baringa-rapport staat: “Een financieringsmodel waarin verschillende partijen, waaronder het rijk, bouw- en marktrisico’s beheersen en delen lijkt een randvoorwaarde voor nucleaire nieuwbouwprojecten.” Daarbij wordt verwezen naar financiering via het Poolse model en het Britse RAB-model, want die “bieden beide manieren om vertrouwen op te wekken bij beleggers en het risico voor consumenten te beperken, maar moeten zich nog in de praktijk bewijzen.”
Polen richt voor de geplande bouw van kerncentrales “een speciaal bedrijf op waarin de staat een meerderheidsbelang houdt, nadat (…) één technologieleverancier voor het hele programma is geselecteerd, om zo schaalvoordeel te behalen.” In Groot-Brittannië gaat het om het zogeheten Regulated Asset Base (RAB) model, “een model waarbij private investeerders een gereguleerde vergoeding ontvangen van de elektriciteitsleveranciers op basis van de waarde van de investering.”
De belastingbetalers dragen daarbij een groot deel van het risico. Ze betalen een bedrag vanaf het begin van de bouw, dus jaren voordat een kerncentrale in bedrijf komt. De toekomstige exploitant van de kerncentrale hoeft zo minder te lenen en dat geeft aanzienlijk lagere financieringskosten. Volgens een in 2020 verschenen rapport van het Nuclear Energy Agency maken de financieringskosten namelijk zo’n 70% uit van de totale bouwkosten.(13) Als de bouw van de kerncentrale vertraging oploopt of als de bouw om andere redenen duurder wordt, moeten de consumenten meer of langere tijd vooruit blijven betalen. Engelse consumentenorganisaties en de invloedrijke Engelse Nuclear Consulting Group hebben de afgelopen jaren herhaaldelijk naar voren gebracht dat op deze manier de risico’s worden afgewenteld op de bevolking.(14)(15)(16)
Dat wekt ten onrechte de indruk van goedkope elektriciteit uit kerncentrales. Hoe de Nederlandse regering de financiële risico’s wil afwentelen is overigens onduidelijk.
Kernenergie: wel duur, niet duurzaam.
De kerncentrale Borssele is 49 jaar in bedrijf, terwijl de oorspronkelijk voorziene bedrijfsduur 40 jaar was.(1) Begin 2004 kondigde Van Geel, op dat moment staatssecretaris van Milieu, aan dat hij een plan voorbereidde om de bedrijfsvergunning van Borssele te wijzigen. Hij noemde, zoals ook in het regeerakkoord stond, 2013 als einddatum. Maar in februari 2005 stelde Van Geel dat de kerncentrale langer in bedrijf zou kunnen blijven, omdat sluiting veel geld zou kosten en de kerncentrale veilig werd geacht.(2) In 2013 werd de vergunning verlengd tot eind 2033.(3)(4)(5)
Maar daar zou het niet bij blijven. Zo pleitte bijvoorbeeld Carlo Wolters, directeur van EPZ (de eigenaar van Borssele), er in 2020 voor om de centrale langer dan tot 2033 in bedrijf te houden.(6)(7) EPZ stelde op verzoek van de provincie Zeeland op 9 maart 2020 dat het wenselijk was dat de kerncentrale langer openbleef.(8) Aan de andere kant wilde Zeeland dat de regering de financiële risico’s van deze kerncentrale overnam, hetgeen de regering weigerde.(9) Op 14 september 2020 stuurde minister Wiebes een brief van EPZ door aan de Tweede Kamer. Daarin concludeerde EPZ dat het “lastig te voorspellen” is of een verlenging “bedrijfseconomisch aantrekkelijk” is. Daarom wilde EPZ dat de overheid mogelijke tekorten betaalde.(10) Op 9 december 2022 schreef minister Jetten dat de kerncentrale Borssele langer in bedrijf zou kunnen blijven dan 2033.(11) Hij zal “de kosten van de benodigde technische haalbaarheidsonderzoeken subsidiëren, omdat de bedrijfsvoering van de kerncentrale Borssele gericht is op het buiten bedrijf stellen na 31 december 2033 en de aandeelhouders van EPZ gezien de marktrisico’s in verband met bedrijfsduurverlenging niet bereid zijn om de onderzoeken te bekostigen.”(12)
Omdat er stemmen opgaan om de kerncentrale langer dan tot eind 2033 in bedrijf te houden, is het de vraag hoe reëel een bedrijfsduur is van meer dan 60 jaar. Daarbij moeten we bedenken dat de gemiddelde leeftijd van de kerncentrales die nu wereldwijd in bedrijf zijn, ongeveer 32 jaar is. In verschillende landen waar kernenergie een belangrijke rol speelde of nog speelt, werden de oudste kerncentrales gesloten toen ze nog geen 50 jaar oud waren; het ging hier om Duitsland, Zweden, Frankrijk en de Verenigde Staten.(13)(14) In oktober 2022 waren volgens het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) wereldwijd vijf kerncentrales 53 jaar oud en geen enkele kerncentrale is ouder (zie figuur 3). Er zijn dan ook geen voorbeelden van kerncentrales die meer dan 60 jaar in bedrijf zijn.
Dit soort experimenten met het oprekken van de levensduur van stokoude kerncentrales zijn ronduit onverantwoord.
De overheid brengt vanaf 1980 jaarlijks een overzicht uit van storingen en ongevallen in de kerncentrales. Uit die overzichten blijkt dat zich tot oktober 2022 in de kerncentrale Borssele 457 bedrijfsstoringen hebben voorgedaan (zie tabel 6).(1)(2) Daarbij vielen regelmatig belangrijke veiligheidsvoorzieningen uit. De gemiddelde bedrijfstijd (ook wel load factor geheten) was 84,2%.(3)
In de kerncentrale Borssele waren op gezette tijden problemen met noodstroomvoorzieningen. Die problemen kunnen blijkbaar maar niet opgelost worden. Dit blijkt uit een analyse van storingen in de kerncentrale Borssele. In 1978, 1979, 1981, 1984, 1986, 1987, 1989, 2006, 2010, 2011, 2013, 2014, 2015 en 2021 zijn er problemen geweest met de noodstroomvoorziening en de dieselaggregaten. In mei 2015 bleek dat verschillende accu’s niet voldeden aan de eis dat ze in noodsituaties minstens een uur lang stroom konden leveren voor de bediening van de centrale.(47) Dat de noodstroomvoorziening en de dieselaggregaten niet werkten, kwam dus niet alleen voor in Fukushima maar ook in Borssele.(48) Het is dan ook niet vreemd dat de exploitant EPZ op 6 april 2016 heeft aangegeven “dat een extra batterij (accu) wordt geplaatst op het tweede noodstroomnet” en dat “twee aansluitpunten voor een mobiele dieselgenerator (worden, H.D.) aangebracht op het eerste noodstroomnet. Hierdoor kan een mobiel noodstroomaggregaat worden aangesloten in het geval dat de stroom van het externe net, het eigen bedrijf en de noodstroomgeneratoren uitvallen.”(49)(50)
Noodstroomvoorzieningen zijn een belangrijk onderdeel van de veiligheid van een kerncentrale. Die moeten er namelijk voor zorgen dat alle veiligheidssystemen kunnen blijven werken als de reguliere stroomvoorziening uitvalt.
In de kerncentrale Borssele waren op gezette tijden problemen met noodstroomvoorzieningen. Die problemen kunnen blijkbaar maar niet opgelost worden. Dit blijkt uit een analyse van storingen in de kerncentrale Borssele. In 1978, 1979, 1981, 1984, 1986, 1987, 1989, 2006, 2010, 2011, 2013, 2014, 2015 en 2021 zijn er problemen geweest met de noodstroomvoorziening en de dieselaggregaten. In mei 2015 bleek dat verschillende accu’s niet voldeden aan de eis dat ze in noodsituaties minstens een uur lang stroom konden leveren voor de bediening van de centrale.(51) Dat de noodstroomvoorziening en de dieselaggregaten niet werkten, kwam dus niet alleen voor in Fukushima maar ook in Borssele.(52) Het is dan ook niet vreemd dat de exploitant EPZ op 6 april 2016 heeft aangegeven “dat een extra batterij (accu) wordt geplaatst op het tweede noodstroomnet” en dat “twee aansluitpunten voor een mobiele dieselgenerator (worden, H.D.) aangebracht op het eerste noodstroomnet. Hierdoor kan een mobiel noodstroomaggregaat worden aangesloten in het geval dat de stroom van het externe net, het eigen bedrijf en de noodstroomgeneratoren uitvallen.”(53)
Noodstroomvoorzieningen zijn een belangrijk onderdeel van de veiligheid van een kerncentrale. Die moeten er namelijk voor zorgen dat alle veiligheidssystemen kunnen blijven werken als de reguliere stroomvoorziening uitvalt.
Dat er ook in 2021 nog een issue is geweest met de noodstroomvoorziening, geeft aan dat het probleem nog altijd niet afdoende is opgelost.
De overheden gaan uit van een mogelijke ramp met een kerncentrale. Daarvoor is een rampenplan gemaakt. Op 21 februari 1990 is het rampenplan voor Borssele verschenen.(1) Het rampenplan is gemaakt op basis van een ongeval waarbij 3% van het in de reactorkern aanwezige jodium vrijkomt. Maar bij Tsjernobyl kwam 30% vrij, terwijl bij de Duitse kerncentrale Biblis een ongeluk met een lozing van 50% jodium werd beschreven (deze reactor is net als Borssele door Siemens gebouwd, maar kwam 4 jaar later in bedrijf).(2) Volgens dit rampenplan moesten mensen tot op 10 kilometer van de kerncentrale jodiumtabletten innemen en tot op 20 kilometer binnen blijven en schuilen; dit is “de meest effectieve bescherming,” mits men naar binnen gaat voor de radioactieve wolk overtrekt en men na het overtrekken van de wolk weer “sterk ventileert.”
Opmerkelijk is de volgende passage: “De bevolking zal teneinde de inwendige besmetting te beperken gebruik kunnen maken van eenvoudige hulpmiddelen als stofmaskers, natte doeken, etc. om mond en neusgaten te bedekken. Daarnaast is ter beperking van uitwendige besmetting goed zittende, gladde kleding, etc. aan te bevelen. (…) Distributie van beschermende middelen onder de bevolking, bijvoorbeeld maskers of dosis-registrerende apparatuur, wordt niet overwogen.” Er komt een graasverbod voor “een groot deel van Nederland” en “in Zeeland komt een oogst-, slacht- en beregeningsverbod.”
De overheid heeft al opvangcentra aangewezen voor de te evacueren mensen, namelijk legerplaatsen bij Ossendrecht, Woensdrecht, Breda en Gilze. Hoe de mensen geëvacueerd moeten worden, is de vraag. Volgens het rampenplan is de trein “een uitermate geschikt middel om snel grote bevolkingsgroepen te evacueren,” maar doet zich het probleem voor dat “de te evacueren personen eerst naar het station Goes moeten worden vervoerd.”
De overheid heeft een plan voor leerlingen van scholen: “De lessen dienen beëindigd te worden, zodat gezinshereniging zo snel mogelijk plaats kan vinden. Voor kinderen wier ouders niet thuis zijn, dient opvang geregeld te worden. Vervoer van die (kleine) groep zal per bus geschieden.” Ongeveer 1% van de bevolking bestaat uit “bedlegerigen en invaliden die met een ambulance vervoerd dienen te worden.” De overheid heeft het vervoer van deze groep administratief geregeld: “De verblijfplaatsen zijn bekend bij de Kruisverenigingen en direct aldaar opvraagbaar.”
In 2014 en 2017 paste de regering de rampenplannen aan. De ring rond een kerncentrale waarvoor maatregelen gelden, werd ongeveer twee keer zo groot als eerst. Bij een kernongeval met de kerncentrale Borssele moet tot op 10 kilometer geëvacueerd worden, waarbij de 5 kilometer het dichtst bij de kerncentrale de voorrang krijgt. Jodiumtabletten werden gestuurd aan mensen tot en met 40 jaar die binnen de 0 tot 20 kilometer van een kernreactor wonen.(5) Kinderen tot 18 jaar en zwangere vrouwen moeten tot op 100 kilometer jodiumtabletten slikken.(6) Zie tabel 7 en figuur 4.
Als het in Borssele echt een keer misgaat, dat zijn de gevolgen – met of zonder goed rampenplan – in dit dichtbevolkte land hoe dan ook niet te overzien.
Verzekeringsmaatschappijen weigeren de schade te dekken die mensen kunnen oplopen door een ongeluk met een kerncentrale. Wie de kleine lettertjes van de schadeverzekering bestudeert, komt ook een paragraaf tegen over schade die niet gedekt wordt. Behalve schade door oorlog wordt ook schade “veroorzaakt door of samenhangend met atoomkernreacties” niet gedekt. Deze uitsluiting is niet toevallig. Er is namelijk een afspraak tussen de verzekeringsmaatschappijen dat zij niemand individueel zullen verzekeren tegen de risico’s van kernenergie.(1)(2)
Onbeperkte aansprakelijkheid brengt kernenergie in gevaar
Waarom is de aansprakelijkheid beperkt? In het gemeenschappelijk commentaar bij het Verdrag van Parijs lezen we: “In de eerste plaats omdat volgens het geldende recht de exploitanten van kerninstallaties onbeperkt aansprakelijk zouden zijn, terwijl het duidelijk is dat onbeperkte financiële dekking onmogelijk kan worden verkregen.” Ook lezen we: “De zeer zware financiële lasten die het gevolg zouden kunnen zijn van onbeperkte aansprakelijkheid, zouden de ontwikkeling van de kernindustrie ernstig in gevaar kunnen brengen.” Blijkbaar vinden verzekeringsmaatschappijen kernenergie een te groot risico en te onveilig. De wet aansprakelijkheid kernongevallen beschermt vooral de kernindustrie. De kernindustrie is voor de Europese Commissie en de Nederlandse regering een belangrijker waarde dan de bevolking en het milieu.
Miljarden schade door kernongevallen
Om schade door kernenergie vergoed te krijgen moet je je wenden tot de eigenaren van de kerninstallaties. Maar bij grote ongelukken zal men daar bot vangen. De exploitanten van kerninstallaties hoeven zich maar beperkt te verzekeren tegen de schade die anderen ervan ondervinden. Dat is geregeld in de Verdragen van Parijs (1960) en Brussel (1963). Deze verdragen liggen ten grondslag aan de Nederlandse Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO).(3) Anno 2022 is het maximaal door de exploitant te vergoeden bedrag 1,2 miljard euro. Voor de kerncentrale Borssele geldt een staatsgarantie tot 2,3 miljard euro.(4)(5) Samen is dat 3,5 miljard euro.
Ter vergelijking. De schade van het ongeluk in Tsjernobyl in 1986 hedroeg zeker 210 miljard euro.(6) Het Japanse ministerie van Handel schatte in 2016 de schade door het ongeluk met de kerncentrales in Fukushima in 2011 op 168 miljard euro.(7)
Kortom, gaat er iets mis, dan draait de samenleving ervoor op.
Volgens de plannen van opeenvolgende regeringen blijft het radioactieve afval eerst tijdelijk bovengronds opgeslagen bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in Zeeland. Tijdelijk is een rekbaar begrip en regeringen maken daar gebruik van om het probleem voor zich uit te schuiven.
Na deze tijdelijke opslag gaat het om definitieve opslag en daarvoor komen zoutkoepels in Noord-Nederland of kleilagen in aanmerking. De regering zou zorgen “voor veilige, permanente opslag van kernafval.” Dat staat in het regeerakkoord.(1) Maar de regering noemt de eindberging en de mogelijke vestigingsplaatsen daarvoor niet in de brief van 9 december 2022 over de bouw van twee nieuwe kerncentrales.(2) Minister Jetten schreef op 9 december 2022: “Na 100 jaar opslag is een deel van het afval nog radioactief. Het afval wordt na deze periode in de diepe ondergrond opgeborgen.”(3) Dat is strijdig met het regeerakkoord.
De ervaringen met buitenlandse zoutkoepels zijn negatief en bovendien zijn zoutkoepels nodig voor de seizoensopslag van waterstof. Daar komt nog bij dat Jan Boelen, de directeur van de COVRA, in het boek 40 jaar COVRA dat op 6 oktober 2022 verschenen is, stelde dat kleilagen beter zijn dan zoutkoepels.(4)
Kortom, het wordt tijd dat de Tweede Kamer besluit om de Noord-Nederlandse zoutkoepels definitief van de lijst te schrappen.
Honderd jaar bovengronds vanaf 1984, is dat tot 2130, en de zeespiegelstijging dan?
In het begin werd radioactief afval in de oceaan gedumpt.(5) Toen dat niet meer mocht, wilde de regering opslag in de Noord-Nederlandse zoutkoepels.(6) Maar daartegen was veel protest en zo bedacht de regering in 1984 een tijdelijke oplossing: de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in Zeeland.(7)(8)
In 1984 verscheen de Nota Radioactief Afval, die vaak aangehaald wordt als rechtvaardiging om het radioactieve afval 100 jaar bovengronds te bewaren. Of, zoals de COVRA bijvoorbeeld schreef in 2011: “Dit betekent dat een eindberging in Nederland niet voor 2130 in bedrijf zal zijn.”(9) (10)
Echter, in de Nota Radioactief Afval gaat het om enkele tientallen jaren tussenopslag van alle soorten radioactief afval.(11) Het getal van 100 jaar wordt vooral genoemd als het gaat om een deel van het laag- en middelradioactieve afval dat snel vervalt: na deze periode, “men moet daarbij denken aan opslagtermijnen in de orde van 100 jaar,” kan een deel van het afval “dat voldoende vervallen is (…) als niet-radioactief afval worden afgevoerd.”(12) Bij 100 jaar gaat het derhalve niet over hoogradioactief afval, dat immers een miljoen jaar gevaarlijk blijft.(13)
Een andere kwestie is, wanneer die termijn van 100 jaar zou ingaan. Het Bureau Berenschot concludeerde daarover op 21 maart 2022 in een rapport in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat: “In de Nota Radioactief Afval wordt niet aangegeven wanneer deze periode van 100 jaar ingaat.”(14) Daarvan hebben de regering en met haar de COVRA gebruik gemaakt. In de loop van de tijd schoven ze de termijn van 100 jaar steeds verder op. Strikt genomen zou het volgens de Nota Radioactief Afval gaan om 100 jaar na 1984, dus om het jaar 2084, dat is 62 jaar na nu. De COVRA telt daar nog eens bijna 50 jaar bij op en noemt het jaar 2130.
Het gaat hier om een onjuiste uitleg van de Nota Radioactief Afval. Volgens die Nota had men immers nu al moeten werken aan de eindberging. Maar toen de tijdelijke opslagplaats er eenmaal was, deed de regering alsof dat niet een tijdelijke oplossing was, maar een oplossing voor meer dan 100 jaar.
De vraag is echter of dit realistisch is. De locatie is een gebied buitendijks, net naast de kerncentrale Borssele.(15) De Nuclear Research & consultancy Group (NRG) in Petten heeft begin 2000 een rapport uitgebracht over een mogelijke ongevalssituatie. Bestudeerd werd een overstroming van het COVRA-terrein, waarbij vaten met afval in het water terechtkwamen. Het ging om de situatie waarbij alle laag- en middelradioactief afval gedurende een jaar onder water kwam te staan.(16)
Opvallend is dat in de recente berichtgeving over de COVRA voorbijgegaan wordt aan deze feiten. Zo konden we bijvoorbeeld op 21 juni 2022 een artikel lezen in het AD met de kop: “Geen zorgen om opslag radioactief afval: de COVRA is veilig en bestand tegen zeespiegelstijging.”(17) In dit artikel wordt verwezen naar beantwoording op Kamervragen door staatssecretaris Vivianne Heijnen (CDA) van Infrastructuur en Waterstaat.(18) In deze antwoorden wordt verwezen naar een stresstest uit 2013. Echter, hierover schreef minister Kamp van Economische Zaken op 20 december 2013: “De stresstestanalyse is alleen uitgevoerd voor het Hoog radioactief Afval Behandelings- en Opslag Gebouw (HABOG). De overige gebouwen, zoals het afvalverwerkingsgebouw, laag- en middelradioactief afval opslaggebouw, container opslaggebouw en de verarmd uranium opslaggebouwen zijn in dit stresstestrapport buiten beschouwing gelaten.”(19) Dat de COVRA als geheel veilig zou zijn, blijkt dus niet uit de stresstest. Bovendien blijkt dat het gaat om een zeespiegelstijging van 66 centimeter.(20)
Volgens het Deltaprogramma 2021 kan de stijging van de zeespiegel “forser uitpakken” dan een meter, “zeker als we ook voorbij 2100 kijken.”(21) Het kennisinstituut Deltares noemde in september 2022 een stijging van een halve meter eind deze eeuw en een meter rond 2120, afhankelijk van de mate van opwarming van de aarde.(22)
Het is de vraag wat de gevolgen zijn voor de COVRA van de forse zeespiegelstijging waarmee we rekening moeten houden. Komt de COVRA onder water te staan?
Sommige stoffen verliezen heel snel hun radioactiviteit, maar bij andere duurt dat miljoenen jaren. Van belang is in dit verband het begrip halfwaardetijd. Dat is de tijd waarin de radioactiviteit gehalveerd wordt.
De halfwaardetijd van jodium-131 is acht dagen. Bij cesium-137 gaat het om dertig jaar, bij plutonium-239 om 24.400 jaar en bij jodium-129 om zestien miljoen jaar. Het radioactieve afval blijft dus heel lang gevaarlijk.
De Zwitserse kernafvaldeskundigen Marcos Buser en Walter Wildi hebben in februari 2016 nog eens laten zien waarom een opbergperiode van een miljoen jaar nodig is.(1) In overeenstemming hiermee gaat bijvoorbeeld Duitsland ervan uit dat geologische stabiliteit, en dus een veilige opslagperiode van een miljoen jaar, gegarandeerd moet zijn.(2)(3)Zonder verdere argumentatie stelde minister Schultz van Haegen op 10 februari 2016 dat het hoogradioactieve afval tot een kwart miljoen jaar gevaarlijk blijft.(4) Maar ook al zou de minister gelijk hebben gehad, dan nog gaat het om een bijna onvoorstelbaar lange periode.
Met rekenmodellen probeert men na te bootsen hoe het opgeborgen kernafval zich in de periode van de komende honderdduizenden jaren in de ondergrond zal verplaatsen. De rekenmodellen voor de veiligheid op lange termijn zijn onbetrouwbaar. Men zou duizenden jaren onderzoek moeten doen, voordat men een uitspraak over de betrouwbaarheid van de modellen kan doen.(5)(6)(7)(8)(9) Dat bleek ook op een bijeenkomst van Duitse geologen op 12 oktober 2018: daar werd onder meer aangetoond dat de uitkomsten van rekenmodellen niet zozeer afhangen van de gebruikte software voor die modellen, als wel van degene die rekent met die modellen.(10)
Kernafval in soorten en maten
Jaarlijks wordt in Nederland ongeveer 1.100 kubieke meter (m3) radioactief afval geproduceerd.(11) Naast het afval van de kerncentrale Borssele hebben we te maken met verarmd uranium en radioactief afval van de Hoge Flux Reactor in Petten, laboratoria, onderzoeksinstellingen, industrie en ziekenhuizen.
Bij de COVRA stonden op 1 januari 2022 zo’n 55.500 vaten laag en middelradioactief afval en 4.700 containers met verarmd uranium opgeslagen, evenals 504 vaten met hoogradioactief afval.(12)(13)(14)(15)(16)(17)(18)
Het bedrijfsafval van de kerncentrale Borssele bestaat jaarlijks uit 32-33 m3.(19) Elk jaar ontstaat volgens de regering bij Borssele gemiddeld een hoeveelheid van ca. 4 m3 aan bestraalde splijtstofelementen. Na opwerking ontstaat hieruit ca. 3 m3 hoogradioactief kernsplijtingsafval en naar schatting 11 m3 overig radioactief afval.(20)(21)
In de kerncentrale Borssele ontstaat bij de splijting van uranium naast warmte onder meer plutonium. EPZ, de exploitant van Borssele, heeft 2.800 kilo plutonium verkocht met een verlies van 41 miljoen euro. Tot het jaar 2034 ontstaat nog eens 2.800 kilo plutonium. Hiervoor is een speciaal en kostbaar contract tot 2034 met de Franse opwerkingsfabriek Orano afgesloten, zodat het plutonium niet in Nederland opgeslagen hoeft te worden. Zo is voorkomen dat Nederland 5.600 kilo plutonium moet opslaan.(22)
Kleine hoeveelheid, langdurig gevaar
Regelmatig benadrukken voorstanders van kernenergie dat het maar om kleine hoeveelheden radioactief afval gaat. Maar bij kernafval gaat het niet alleen om het volume, maar vooral om het gevaar van zelfs een minieme hoeveelheid radioactiviteit. Dit kan duidelijk gemaakt worden aan de hand van het volgende voorbeeld. Bij het ongeluk in april 1986 met de kerncentrale in Tsjernobyl werd een groot deel van Europa besmet. Een berekening aan de hand van rapporten van het Nucleair Energie Agentschap in Parijs laat zien dat in totaal slechts 50 kilo van de langdurig gevaarlijke stoffen cesium en strontium neerkwam buiten het terrein van de kerncentrale.(23) Toch betekent die 50 kilo dat omvangrijke gebieden in Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne langdurig besmet zijn. Een kleine hoeveelheid kernafval kan dus grote gevolgen hebben en is geen argument om te doen alsof dit afval een te verwaarlozen probleem is.
Dat blijkt ook uit het gebruik van radioactieve stoffen in ziekenhuizen. Bij de bestraling van kankerpatiënten wordt de straling gebruikt om kankercellen te doden. Hier wordt de dodelijke werking van straling gebruikt om heel gericht ‘foute’ cellen uit te schakelen.(24) Voor een behandeling is slechts een minieme hoeveelheid van een radioactieve stof nodig, kunnen we uitrekenen met behulp van gegevens van het RIVM.(25) Neem bijvoorbeeld lutetium voor de behandeling van prostaatkanker. We kunnen uitrekenen dat voor deze behandeling 9 microgram lutetium nodig is. Een microgram is een miljoenste gram.
Voor onderzoek is pakweg nog eens een factor 1000 minder nodig dan voor behandeling. Om een indruk te geven: de benodigde hoeveelheid technetium voor een onderzoek bedraagt ongeveer 11,5 nanogram. Een nanogram is een miljardste gram.
Dat benadrukt eens te meer dat een uiterst kleine hoeveelheid van een radioactieve stof grote gevolgen kan hebben.
De regering wil al vanaf 1976 opslag van kernafval in de noordelijke zoutkoepels realiseren (Ternaard in Friesland; Pieterburen en Onstwedde in de provincie Groningen; Schoonloo, Gasselte-Drouwen, Hooghalen en Anloo in Drenthe).(1)(2)(3) Daarnaast worden met name de kleilagen vlak onder Schiermonnikoog en in de zuidelijke helft van Friesland genoemd.(4)(5)(6) Een besluit is echter nooit genomen, het bleef bij de aankondiging van plannen en een herhaling van zetten.
De VVD, D66, het CDA en de CU hebben op 15 december 2021 een nieuwe voorzet gegeven. Volgens het coalitieakkoord gaat het kabinet zorgen “voor veilige, permanente opslag van kernafval.” Ook zet het kabinet “de benodigde stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales” en reserveert daarvoor “5 miljard euro.”(7) Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, kondigde op 14 maart 2022 aan rond de zomer met een vervolgplan te komen.(8)
Dat plan is er nog niet, maar de zoutkoepels in Noord-Nederland en de kleilagen komen daarmee zeker weer op de agenda.
De regering wil al vanaf 1976 opslag van kernafval in de noordelijke zoutkoepels (Ternaard in Friesland; Pieterburen en Onstwedde in de provincie Groningen; Schoonloo, Gasselte-Drouwen, Hooghalen en Anloo in Drenthe).(9)(10)(11) Zie tabel 8 en de afbeelding bovenaan deze aflevering. Voor filmpjes over zoutkoepels zie: http://three-iron-gates.epizy.com/index.html
Sinds 2001 werd klei af en toe in verband gebracht met de berging van radioactief afval. Maar welke gebieden komen in aanmerking? Om daarover meer duidelijkheid te krijgen liet Greenpeace in 2011 door T&A Survey een studie uitvoeren naar klei in de ondergrond van Nederland. Uit de evaluatie komt naar voren dat de Klei van Boom in vier gebieden aan de gestelde randvoorwaarden voor opslag van kernafval voldoet.
1. Gebied met NW-ZO-oriëntatie over Noord-Noord-Brabant en westelijk Gelderland;
2. N-Z gerekt gebied over centraal Gelderland;
3. Gebied dat het zuidwesten van Friesland, delen van de Noordoostpolder en het IJsselmeer en de regio Enkhuizen in Noord-Holland beslaat;
4. Gebied in het noorden van Friesland en Groningen en aangrenzende delen van de Waddenzee.(12) Zie figuur 5.
Ook TNO studeerde op klei, keek welke kleilagen de beste zijn en bracht daarover een rapport uit dat op 11 en 12 juli 2014 in de publiciteit kwam. De vooronderstelling daarbij was dat een opslagmijn op zo’n 500 meter diepte aangelegd zou kunnen worden en dat de kleilaag minstens 100 meter dik was. Volgens TNO voldoen drie gebieden hieraan, namelijk Roerdalslenk (Noord-Noord-Brabant), Zuiderzee Diep (Gelderland) en Noord-Nederland (Friesland). TNO noemde met name klei in de zuidelijke helft van Friesland rond Terwispel, Steggerda, Sneek en Bantega.(14)(15)
Jan Boelen, de directeur van de COVRA, stelde in het boek ‘40 jaar COVRA’ dat op 6 oktober 2022 verschenen is dat kleilagen beter zijn dan zoutkoepels: Het voordeel van klei boven bijvoorbeeld zoutlagen is dat klei zich door het gewicht van de aarde erboven hermetisch rond het afval zal sluiten en nauwelijks water kan doorlaten.”(16)
Na een kleine 50 jaar onderzoek en delibereren is een blijvende oplossing nog steeds niet in zicht.
De Duitse zoutkoepel Asse in de deelstaat Nedersaksen was hét voorbeeld voor Nederland om ook kernafval in zoutkoepels op te slaan.(1)(2) Bij deze zoutkoepel en ook die in Morsleben lekken vaten met kernafval. Het kost de belastingbetaler 5 miljard euro om de vaten in Asse weer op te graven en 2,4 miljard euro om de opslagmijn in Morsleben af te dichten.(3)(4) Op 17 september 2021 heeft de Duitse overheid na 40 jaar onderzoek (kosten 1,6 miljard euro) de zoutkoepel Gorleben ongeschikt verklaard.(5)(6) In Denemarken werden indertijd zes zoutkoepels onderzocht voor de opslag van kernafval. Ze bleken allemaal ongeschikt. Het Deense parlement bepaalde vervolgens in mei 1985 geen kerncentrales te zullen bouwen.(7) De ervaringen met opslag in buitenlandse zoutkoepels geven niet bepaald vertrouwen in de Nederlandse plannen.
De opslagmijn WIPP (Waste Isolation Pilot Plant) in een zoutlaag in de Verenigde Staten is een militair project voor de opslag van radioactief afval van de kernwapenproductie. Daarom was de normale wettelijke vergunningprocedure hier niet van toepassing.(8) Vanaf het begin was er kritiek op de veiligheid van de opslag, maar die werd door de overheid terzijde geschoven.(9) In juni 2021 verscheen wederom een rapport met veel kritiek op de veiligheid van de WIPP-opslag.(10)
De COVRA verwijst in het onderzoeksprogramma 2020-2025 nadrukkelijk naar de Amerikaanse opslag van kernafval WIPP, als voorbeeld voor veilige eindberging van radioactief afval in zout.(11) Dat is echter onjuist.
De laatste jaren wordt vaak verwezen naar Finland, waar de opslag in graniet veilig zou zijn. Deze opslag zou volgens de planning in 2024 kunnen beginnen (tabel 4.2) en 3 miljard euro kosten.(12)(13)
Finland heeft echter hetzelfde concept voor de eindberging van radioactief afval als Zweden. En in 2018 heeft het Zweedse Hof voor Land en Milieu het opbergplan in twijfel getrokken, omdat de veiligheid niet is aangetoond.(21)(22) De Zweedse kernafvalorganisatie MKG bracht in oktober 2020 en in februari 2021 rapporten uit die des te duidelijker maakten dat de opslag niet veilig is.(23) Toch heeft de Zweedse regering op 27 januari 2022 besloten dat de plannen voor de eindberging van radioactief afval mogen doorgaan. De bouw van de eindberging zal ongeveer 10 jaar vergen.(24) De samenwerkende Zweedse milieuorganisaties vinden dit besluit onverantwoord, omdat belangrijke veiligheidsproblemen niet zijn opgelost. Ze stellen dat meer onderzoek nodig is, voordat een verantwoord besluit genomen kan worden.(25)
Kortom: kernenergie is niet koolstofvrij; draagt niet bij aan onze energie-onafhankelijkheid; is duur; riskant, waarbij de risico’s lastig of niet te verzekeren zijn; en voor het afval is een blijvende oplossing nog steeds niet in zicht.
Gerelateerd
Ecologie:
• Ecologische uitputting
Economie:
• Exponentiële groei
• Economisch denken voor de toekomst – voorbij het superorganisme
• Eindspel: de economie als ecologische ramp en wat er moet veranderen
Complexiteit:
• Tomeloze complexiteit