Toen de mens zich over de aarde verspreidde, begon tegelijk overal de megafauna te verdwijnen (behalve in Afrika waar grote dieren al geleerd hadden dat ze op moesten passen voor de mens). In Australië gebeurde het al vanaf 50.000 jaar geleden. Alle dieren van boven de honderd kilo zijn er weggevaagd. In Europa begon het vanaf 30.000 jaar geleden: negen genera zijn verdwenen; in Amerika vanaf 15.000 jaar geleden. Daarbij waren veel ‘sleutelsoorten’, oftewel de dieren en planten met de grootste invloed op de structuur van hun milieu. Zie aflevering 13 van het artikel ‘Het verlies van de natuur’ in de rubriek Ecologie.
Nu beleven we de zesde uitstervingsgolf. Het gaat niet meer om losse soorten, maar om hele takken van de stamboon van het leven, die genera genoemd worden. Het uitsterven van soorten wordt vaak opgevangen door genetisch verwante soorten. Het is, zeg maar, een twijgje dat van de stamboom afbreekt. Maar nu een tak (genera) afbreekt, levert dat een gat in de boomkruin op – een gevaar voor de gezondheid van de hele boom en bovendien een verlies aan biodiversiteit dat tientallen miljoenen jaren vergt om ‘weer aan te groeien’. Het is op verschillende manieren funest voor onze beschaving. Ziektes kunnen exploderen, kennis gaat verloren, de klimaatcrisis kan erdoor verergeren. Dit is het onderwerp van aflevering 12.
Deze toestand bracht wetenschappers recent tot het idee van ‘rewilding’, het op grote schaal weer toelaten van wildernis. Lees hierover in aflevering 13 van het artikel ‘Het verlies van de natuur’.