Ook al is olie per joule grofweg acht keer duurder is dan steenkool, toch is olie nog altijd de meest gebruikte energiebron. Kennelijk zijn energiebronnen niet allemaal gelijk geschapen en is de markt bereid om per joule een veel hogere prijs te betalen voor olie dan voor steenkool. Dat prijsverschil komt voort uit de factor energiekwaliteit. Die kwaliteit kun je op verschillende manieren meten en vergelijken: op basis van de energiedichtheid (het aantal joules) per gewicht en volume, de vermogensdichtheid, het netto energierendement (zie ook principe van maximaal vermogen) en de staat van de energiebron. De energiedichtheid per gewicht (MJ/kilo) geeft bijvoorbeeld aan dat diesel een dichtheid heeft van 48, benzine van 44, dierlijk vet 37, ethanol 26, steenkool 24, suiker 17, buskruit 3, lithium batterijen 0,5 en loodaccu’s 0,2. Hoe hoger de energiedichtheid, des te geschikter de energiebron is om bijvoorbeeld als brandstof voor transportdoeleinden te dienen. Zie ook aflevering 13-14 van het artikel ‘De economie van piekolie’ in de rubriek Economie.
Rees schrijft bij principe van maximaal vermogen dat dit zo luidt: Succesvolle systemen zijn die systemen die evolueren om hun gebruik per tijdseenheid van beschikbare energie voor het verrichten van nuttige arbeid te maximaliseren (groei, zelfonderhoud en voortplanting). Binnen natuurlijke ecosystemen vormt het ‘maximaal vermogen’ aantoonbaar een fundamentele organiserende kracht. Zie hierover aflevering 7 van het artikel ‘Eindspel: de economie als ecologische ramp en wat er moet veranderen’ in de rubriek Economie.