Het export-multipliëreffect slaat bij Jane Jacobs niet op de vermenigvuldiging van verdiende euro’s en van banen, maar op de stedelijke economie als zodanig. Zie aflevering 4 van het tweede artikel van de serie ‘Waar komt de economische groei vandaan?’
Groeiend exportwerk maakt meer import mogelijk. Een deel daarvan gaat dadelijk in het groeiende exportwerk zitten; een ander deel gaat de lokale economie in, waar het opgaat in goederen en diensten die de groeiende stadsbevolking consumeert; nog een ander deel is bestemd voor de lokale bedrijven die onderdelen leveren voort het exportwerk. Nederzettingen variëren enorm in de verhouding van het deel van hun verdiende import dat direct de lokale economie ingaat en het deel dat die lokale economie als het ware passeert en direct terugvloeit, het exportwerk in.
Om een groot multipliëreffect te krijgen moet het lokale toeleveringswerk aan exporterende organisaties gedaan worden door lokale firma’s die onafhankelijk zijn van de exporterende organisaties zelf. De lokale economie kan dan nieuw werk toevoegen, met inbegrip van experimenteren in het proces van vallen en opstaan. De formule D + nVO + A.nD die Jane Jacobs daarvoor heeft, wordt zo succesvol afgerond. Zulke expansie is slechts mogelijk in nederzettingen waar, letterlijk, meer ruimte geschapen wordt voor nieuwe arbeidsdeling (zie aflevering 8 van het eerste artikel van de serie ‘Waar komt de economische groei vandaan?’). Zie ook banen. Die noodzakelijke ruimte moet geschapen worden door gebeurtenissen die op gang komen voordat het nieuwe werk en de bijbehorende arbeidsdeling verschijnen. Het is de nieuwe export die de ruimte schept voor lokale expansie, dankzij het export-multipliëreffect. Dit effect vormt aldus het hart van het wederkerige systeem van stadsgroei dat we in aflevering 5 van de Inleiding bij de serie ‘Waar komt de economische groei vandaan?’ afgebeeld vinden. Een deel van het nieuwe lokale werk moet dus een voorbode zijn voor nieuwe export, wil de gang erin blijven. Zie voor alle aspecten ook stad als economische eenheid bij Jane Jacobs.