EROEI staat voor energierendement op energie-investering. Het concept is ontwikkeld door de Amerikaanse ecoloog Charles Hall en geeft de verhouding weer tussen een energieopbrengst en de hoeveelheid energie die nodig is om die opbrengst te verkrijgen. Breder geformuleerd is het de verhouding tussen de energieopbrengst waarop de samenleving draait en de energie die nodig is om die opbrengst te verkrijgen, op haar bestemming te krijgen en te benutten.
Zie aflevering 6 van hert artikel ‘De economie van piekolie’ en aflevering 5 van het artikel ‘Biofysische grenzen: opgevoerde entropie’. EROEI komt ook aan de orde in aflevering 11 en volgende van het artikel ‘De samenstelling van systemen’ in de rubriek Complexiteit, in aflevering 14 van het artikel ‘Catastrofologie’ in de rubriek Ontwrichting en in aflevering 14 van het artikel ‘Kunnen we ontsnappen aan de energie-complexiteitsspiraal?’ in de rubriek Ontwrichting. Zie ook energiekwaliteit, energiestaat en energieklif. Zie over het werk van Hall verder aflevering 6 en volgende van het artikel ‘De economie van piekolie’ in de rubriek Energie en aflevering 8 voor de EROI van de diverse energiebronnen. Hij is met Kent Klitgaard de auteur van het handboek voor biofysische economie Energy and the Wealth of Nations: Understanding the Biophysical Economy (Springer, 2012) en zelf ook nog van Energy Return and Investment (Springer, 2017, genoemd in aflevering 9). Zijn rechterhand is David Murphy.
Uit het begrip EROI vloeit het begrip energiesurplus voort. Bij een EROI van 100:1 staat 99 procent van de gewonnen energie de samenleving ten dienste (omdat slechts 1 eenheid nodig is voor de winning van de volgende portie energie) . Bij een EROI van 2:1 is dat slechts de helft. Een moderne beschaving kan niet toe met een EROI onder de 7:1, maar het dubbele is waarschijnlijk nodig voor een verzorgingsmaatschappij als de onze. Zie daarover aflevering 9 en 10.
De kracht van Halls EROI-concept schuilt erin dat het een methode biedt om het energiesurplus te kwantificeren, dat het een instrument verschaft om de kwaliteit van uiteenlopende energiebronnen langs één meetlat te leggen en dat het een mogelijkheid biedt om de economische gevolgen van de stijgende kosten van de energiewinning in kaart te brengen. De levenscyclusanalyse, terugverdientijd en net energy analysis zijn conceptuele zusjes van het EROI-begrip. Kritiek op de EROI-functie vindt u in aflevering 13-14 van het artikel ‘De economie van piekolie’ in de rubriek Energie. In aflevering 14 komt het artikel ‘Order from Chaos: A Preliminary Protocol for Determining the EROI of Fuels’ van Murphy, Hall, Dale en Cleveland ter sprake, waarin ze een protocol formuleren voor EROI-onderzoek. Het gaat daarbij om validiteit en betrouwbaarheid.
Het idee van een noodzakelijk energiesurplus voor een rijke beschaving, heeft ook iets deterministisch. Met een beetje goede wil kun je nog stellen dat er een eenduidige relatie bestaat tussen de energetische basis van een economie, haar energiesurplus en haar culturele en morele ontwikkeling. Maar je kunt lastig volhouden dat het energiesurplus ook iets zegt over esthetische waarden, intellectuele ontwikkeling en de richting van de technische vooruitgang. Vooral op detailniveau schiet deze benadering tekort. Die verklaart bijvoorbeeld niet hoe het kan dat de ‘boerenbevolking’ in het West-Europa van de elfde tot de dertiende eeuw een ongekende hoeveelheid vrije tijd aan een opmerkelijk hoge levensstandaard wist te paren. Of dat landen die over enorme energieoverschotten beschikken het economisch niet noodzakelijk beter doen dan landen die voor dat surplus op import zijn aangewezen. Of dat de Grote Depressie van de jaren dertig samenviel met historisch hoge EROI’s voor olie, gas en steenkool. Meer hierover in aflevering 11 en 12. Zie ook aflevering 17-18 over het effect van het energiesurplus van de oliewinning op de economie. Zie ook energie bij Nate Hagens