Decennia lang al werkt een dozijn programmeurs voor Social Trade Organisation (STRO) aan de betaalsoftware Cyclos. Het is al lange tijd een zeer robuust programma, dat ook op een ‘gewone’ manier gebruikt wordt door banken in het mondiale Zuiden. Het is volledig toegesneden op betalingsverkeer met mobiele telefoons. Een eenvoudige ngo als STRO mag daar heel trots op zijn.
Met de algoritmes in deze software wordt de digitale versie van de zegels op de geldbonnen van Wörgl veel verfijnder gemaakt: zegelgeld gaat hier per dag en van elke transactie begint het geld bij de geëigende datum. Het geld wordt (met een tijdteller) elektronisch verplicht om een minimale periode binnen de gemeenschap te blijven. Je ziet het allemaal op je telefoon. Dit geld bestaat louter digitaal. Net zoals bij de schilling in Wörgl is de euro de onderliggende munt die behoud van waarde garandeert. U leest hierover in aflevering 10 van het artikel ‘Een booster voor de lokale economie’ in de rubriek Ethiek. Zie ook @nder geld en Wörgl.
Een verplichte omlooptijd voorkomt dat dit @ndere geld de gemeenschap verlaat voordat lokale mensen en bedrijven de kans hebben gekregen om de eigen en gezamenlijke mogelijkheden te ontplooien. De haken en ogen die hier voor bedrijven aan vastzitten worden besproken in aflevering 12.
Het kan nog beter. De economieën van meerdere steden kunnen over en weer samenwerken omdat de netwerken van meerdere gemeenschappen allemaal gebruik maken van dezelfde administratie. De beperkingen van lokale besteedbaarheid en verschillen tussen gemeenschappen worden dan ondervangen door met Cyclos mini-wisselkoersen in te stellen. Die sturen de handel zo dat de lokale koopkracht niet te snel buiten de gemeenschap besteed wordt, terwijl toch de voordelen van de onderlinge handel blijven bestaan. Zie aflevering 13. Gebruikers merken daar weinig van omdat zij in hun app de prijzen zien zoals die voor hen gelden, net zo als dat gebeurt in een internationale webshop.
De ‘digitale zegelkosten’ zorgen er voor dat het lokale geld de volle periode blijft werken, ook al besteedt iedereen zo snel mogelijk. Daardoor behalen de deelnemers extra omzet en verdienen ze extra. In het onderlinge business-to-business-vereffeningsnetwerk Sardex op Sardinië bijvoorbeeld, is voor de 5.000 deelnemende kleine bedrijven de extra omzet intussen opgelopen tot gemiddeld 25.000 euro per bedrijf. De totale omzet in de eigen munt van Sardex is inmiddels de half miljard euro gepasseerd. Zie aflevering 14.
Maar er is nog een aspect. De provisie van de ‘zegelkosten’ gaat in een gezamenlijke pot, waarmee iets nuttigs gedaan kan worden. Het maakt bijvoorbeeld een nieuwe vorm van krediet mogelijk die onder andere de start van nieuwe, innovatieve bedrijven mogelijk maakt (waar banken meestal geen oren naar hebben). Een rentevrij krediet nog wel! De basis onder dit nieuwe model is dat niet het lenende bedrijf de kosten van het risico gaat dragen, maar de leveranciers van dat bedrijf. Die verdienen immers als hun klant krediet krijgt en gaat bestellen. De algemene logica daarachter wordt uitgelegd in aflevering 15.
In aflevering 16 wordt dieper ingegaan op het krediet vanuit de optiek van de leverende ondernemer. Het is een slimme manier om een nieuwe klant mogelijk te maken zonder dat de bestaande klanten zich tekort gedaan voelen. Deze leverancier is hierbij automatisch opgenomen in het lokale geldnetwerk. En zo kan er nog meer de provisiepot.
Dit alles bij elkaar noemt de Social Trade Organisation (STRO) de Koop-lokaal-booster. In aflevering 17 wordt alles nog eens op een rijtje gezet en in de drie afleveringen daarna worden deze vijf succesfactoren besproken: het aantal en de diversiteit van de deelnemende bedrijven; de hoeveelheid ‘euro’s’ die via het netwerk rondgaat; hoe vaak de koopkracht lokaal verdiend en ook weer besteed wordt; het gemeenschapsgevoel bij lokale ondernemers; het bewustzijn van het belang van lokaal besteden onder de lokale bevolking. Waarmee het artikel ‘Een booster voor de lokale economie’ eindigt.