Waterstof is in energetische zin woest aantrekkelijk, zo lezen we in aflevering 6 en 7 van het artikel ‘Waterstof, klaterstof?’ in de rubriek Energie, omdat in de periferie opgewekte elektriciteit kan worden omgezet in vloeibare waterstof die met speciaal ontworpen waterstofschepen naar elke plek op aarde vervoerd kan worden èn omdat waterstof de geëigende kandidaat is voor grootschalige energieopslag om de fluctuaties in de opbrengt van wind- en zonne-energie mee op te vangen. Er worden vier historische waterstofhypes beschreven, maar bij de laatste is het ernst. Vooral olie- en gasbedrijven willen ons nu doen geloven dat waterstof onze beste optie is. Er ligt immers al een complete infrastructuur klaar in de vorm van ons gasnet.

Is waterstof de geschikte energiedrager? We kunnen voor onze toekomst slechts één keer kiezen, meer kansen krijgen we niet. Voor het aanmaken van het huidige (industriële) gebruik, minus wat misschien vermeden kan worden, is al de totale hoeveelheid energie nodig die nu met zon en wind wordt opgewekt. Dat ziet er ongemakkelijk uit. Daarom ging men in Europa de zojuist geformuleerde strakke definitie voor ‘groen’ bij waterstof bijstellen. Wat nu groene waterstof mag heten is verre van groen. Intussen probeert men het rendement bij elektrolyse met nieuwe technieken op te vijzelen, maar dat is nog laboratoriumwerk.

De EU probeert met grote subsidies een ambitieuze overgang op waterstof te stimuleren (aflevering 9). Maar is dat verstandig? Waterstof brengt zo zijn eigen milieuproblemen met zich mee. De elektrolyse legt bijvoorbeeld een groot beslag op de zoetwatervoorziening, wat opgelost kan worden met ontzilting, maar dat kost weer veel energie, die er misschien helemaal niet is.

Het opslaan van waterstof is een probleem (aflevering 12). Je kunt het vloeibaar maken bij minus 253 graden – dan krimpt het volume zodanig dat het zin heeft het per tanker te vervoeren. Of je zet het om in een andere stof, in ammoniak, methanol of synthetische methaan. Maar steeds kost dat veel energie, wel tussen de 45 en 80 procent, terwijl het omzetten van elektriciteit in waterstof zelf een efficiency heeft van om en nabij de 55 procent. Het laatste vergt een hele grote, dure elektrolyser die het ene moment op vol vermogen draait om het volgende moment uit te staan.

Zie ook waterstoflekken, waterstoftoepassingen, verwarming met waterstof, natuurlijke waterstof.