Peter Westbroek gebruikt in zijn boek De ontdekking van de aarde: het grote verhaal van een kleine planeet het begrip werkelijkheid zonder dit duidelijk te definiëren. Wel gebruikt hij het gedachtegoed van de Franse filosoof Edgar Morin om er invulling aan te geven. Dat gaat als volgt: De relaties tussen zaken die op elkaar inwerken, zijn niet enkelvoudig, zoals Descartes in het moderne, heliocentrisch wereldbeeld nog dacht, maar tegelijkertijd antagonistisch en complementair. Ze zijn tegelijk met elkaar in conflict èn ze kunnen niet zonder elkaar. Zo zijn oorzaak en gevolg elkaars tegendeel en tegelijkertijd nauw met elkaar verbonden. Het leven past zich aan de omgeving aan en verandert die. Het brein produceert gedachten die omgekeerd het brein weer veranderen. De natuur verwekt de cultuur en de cultuur verandert de natuur. Wanorde schept orde en omgekeerd. Zodra we dit paradoxale karakter centraal stellen, verandert ons beeld van de werkelijkheid. Terwijl de wetenschap van het moderne wereldbeeld de dingen uit elkaar ploos (analyse) en de fragmenten geïsoleerd onderzocht, plaatst de wetenschap van het symbiotische wereldbeeld ze weer terug in hun natuurlijke verband (synthese). Lees verder over de verhouding tussen analyse en synthese in aflevering 5 van het artikel ‘De aarde leeft!’ in de rubriek Ecologie. Het sleutelwoord van deze nieuwe complexiteitstheorie is emergentie. Emergentie markeert als begrip niet alleen een breuk met de moderne wetenschap, het laat bovendien zien dat alles voortkomt uit de werkelijkheid zelf, oftewel het toont dat de werkelijkheid zichzelf organiseert.
Ook G. Hamming gebruikt het begrip werkelijkheid, en wel als JHWH, het gebeurt, in aflevering 7 van het artikel ‘Het Sumerisch Testament’’ in de rubriek Ethiek. Waar het bij Westbroek hoort bij het nieuwe wereldbeeld, komt het bij Hamming juist tevoorschijn in de vroege geschiedenis van de mens. Ondanks deze tegenstrijdigheid lijkt het om een vergelijkbaar wereldbeeld te gaan.
De eerste natuurfilosoof van de moderne tijd Friedrich Schelling schrijft in 1806: ‘Het eerste wat je van de werkelijkheid dient te begrijpen is dat ze goddelijk is.’ Dit citaat vind ik op p. 168 van het boek Vanuit de plant gezien van Arjen Mulder. Mulder verklaart vervolgens dat ‘goddelijk’ geen begrip is ‘maar een beleving, geen denkconstructie, maar een openbaring. Je kunt niet aan tekens in het landschap herkennen dat het goddelijk is, het landschap is goddelijk en daarom kun je er tekens in herkennen. Het is een stoppelveld waarop een zware regen valt, het is een bruine boom die er eenzaam bij staat, het is een fluisterwind tussen verlaten hutten. ‘Goddelijk’ wil zeggen: wij zijn deel van het ritueel van de aarde. Ook als Gaia niet bestaat en onze god zwijgt, dit blijft gebeuren.’ Zie ook vooruitziende blik.
Paul Kingsnorth schrijft in Bekentenissen van een afvallig milieuactivist – een radicaal andere kijk op natuurbescherming over ‘zitten bij de aarde’: ‘Wat betekent dit voor mij? Voor mij betekent het dat ik er nu een begin mee kan maken – let wel, alleen maar een begin – om de werkelijkheid te scheiden van mijn kijk erop, en om emotionele projecties die ik op de wereld leg waar ik doorheen loop te gaan begrijpen. Een van die projecties is een besef wat ‘natuur’ is en hoort te zijn, en hoe ik in staat zou moeten zijn te helpen haar in een bepaalde toestand te behouden. De natuur zelf heeft ondertussen geen besef van die toestand. Ze beseft überhaupt niet dat ze natuur is. De natuur bestaat uit een gigantisch en complex geheel van levende wezens die doen wat ze doen. Ons zelfbewustzijn en onze behoeften behoren tot dat geheel.
Het is moeilijk voor ons om de werkelijkheid tot ons te laten doordringen dat de aarde een extinctiemachine is en dat het niets nieuws is. Ze heeft ons niet nodig en we hebben er geen controle over. De ‘ecologische crisis’ waar we zoveel over horen en waar ik zoveel over heb geschreven en waar ik zo hard aan gewerkt heb om haar te voorkomen – nou, wie zegt dat het een ‘crisis’ is? Dat zeggen de mensen – goedopgeleide, sociaal bewogen mensen wel te verstaan. Voor de aarde zelf is de holocene uitstervingsgolf geen crisis – het is gewoon een volgende verandering. Wie heeft bepaald dat de planeet in een toestand moet blijven die mensen nodig hebben en prettig vinden? Is dat niet een manier om vast te houden aan veranderlijke dingen, en iets wat ons beslist ongelukkig zal maken? Wanneer we campagne voeren om ‘de aarde te redden’, wat proberen we dan precies te redden? En welke aarde?’
Bij cognitieve dissonantie in deze tijd schrijft Nate Hagens: Wij zijn niet geëvolueerd om ons een waarheidsgetrouw beeld van onze wereld te vormen. De mens denkt in woorden en beelden die losgekoppeld zijn van de fysieke werkelijkheid. Deze verbeelde werkelijkheid lijkt vaak reëler dan wetenschap, logica en gezond verstand. En bij toekomstperspectief volgens Nate Hagens: We bereiken nu het punt waar onze mondiale monetaire representaties van de werkelijkheid steeds verder ontkoppeld raken van hun onderliggende biofysische realiteit.
William Rees sluit zich hierbij aan: Basale culturele verhalen en sociale normen kunnen zich weliswaar als werkelijkheid voordoen, toch zijn ze producten van de menselijke geest. Ze zijn letterlijk verzonnen, ook al zien we ze als onaantastbare wijsheid. Alle culturele verhalen, wereldbeelden, religieuze doctrines, politieke ideologieën en academische paradigma’s zijn in feite ‘sociale constructen’ lezen we bij cognitieve zinsbegoocheling.
Zie ook kijken en zien, model en Dionysus en Apollo. Zie verder aflevering 27 van ‘Kroniek 5: Weten, doen, hopen – actie en grondhoudingen’.