Kapitaalaccumulatie of kapitaalvorming is de toename van kapitaal door investeringen investeringen. Behaalde winsten uit de bedrijfsvoering wordt hierbij door de eigenaar niet gebruikt voor de eigen consumptie, maar voor de financiering van de groei van de onderneming. Onder meer volgens het Solow-model en de fasentheorie van Rostow is economische groei afhankelijk van besparingen en de daaruit volgende kapitaalaccumulatie. Uit later onderzoek is echter gebleken dat deze relatie minder eenduidig is.
Vooral in ontwikkelingslanden is er slechts een beperkte kapitaalaccumulatie. In de armste landen zijn de besparingen onvoldoende voor grote investeringen. In andere ontwikkelingslanden kiest de rijke bovenlaag vaker voor consumptie of investeert buiten het eigen land.
In de marxistische economischer theorie is kapitaalaccumulatie een wezenlijk kenmerk van elke kapitalistische economie. De vorming van een dergelijke economie begint met een proces van “primitieve accumulatie”, oftewel roofkapitalisme, met name het roven van grondstoffen van andere werelddelen door Europese kolonisatie.
Marx stelde dat in de latere, industriële fase van het kapitalisme, kleinere bedrijven het in de concurrentie zouden moeten afleggen tegen grotere, waardoor het kapitaal zich in handen van steeds minder kapitalisten zou concentreren. Door concurrentie zouden de reële lonen stagneren en arbeiders vervangen worden door machines. Volgens dit proces van Verelendung zou de arbeidersklasse steeds verder vervreemd raken van het productieproces.