In aflevering 6 tot en met 8 van het artikel ‘Het verlies van de natuur’ in de rubriek Ecologie wordt de geschiedenis van de walvisvangst beschreven. Ooit, in de tijd van de zeilschepen, werden walvissen geharpoeneerd vanuit roeiboten. De snel zwemmende soorten vielen buiten die jacht, maar de langzame noordkapers waren een geschikte prooi, ook omdat ze bleven drijven als ze dood waren. De walvis leverde baleinen voor paraplu’s en korsetten en vooral olie en vet voor smeermiddelen, kaarsen en zeep en als lichtbron in lampen.
Met de vondst van aardolie werd niet het einde van de walvisvangst ingeluid, maar juist een overtreffende trap. De jacht gebeurde nu met stoom- en later met dieselschepen. De harpoen werd een kanon. Als deze de walvis binnendrong, ontplofte een meegeschoten granaat. Het werd een industrie met de bijbehorende commodificatie. De walvis leverde het basismateriaal voor margarine, ook al waren er heel wat andere bronnen van vet om margarine mee te maken. En walvisproducten werden ook gebruikt voor roestwerende verf, medicijnen, cosmetische producten en nog een heleboel meer.
Vanaf 1920 waren drijvende visfabrieken waar jachtschepen hun vangst konden afgeven standaard. Ook de oceanen op het zuidelijk halfrond waren nu doelwit, met name rond Antarctica. Voor deze vloot dienden nu alle soorten als prooi.
Na de Tweede Wereldoorlog begreep men dat het zo niet door kon gaan. De Internationale Walvis Commissie (IWC) kwam tot stand en die stelde quota vast, niet om de walvis te beschermen, maar om de continuïteit van de walvisvangst te waarborgen. De Sovjet-Unie en Japan lapten daarbij eerst alles aan hun laars en namen de leidende rol in de vangst over. Maar het publieke afgrijzen zwol internationaal aan en de IWC ging in 1982 over tot een moratorium, dat vanaf 1986 grotendeels werd nageleefd.
Maar het herstel van veel soorten blijkt een zaak van lange adem te zijn. Met de teloorgang van de walvisstand is het hele ecologische netwerk ook stuk gegaan. Het dreigende uitsterven van de walvis, waarvoor geen echte economische noodzaak was, lijkt een perfect voorbeeld van de werking van de ‘tragedie van de meente’ (‘tragedy of the commons’). Maar een betere verklaring lijkt de ‘tragedy of the commodity’ te zijn; de tragedie van de verkoopbare waar dus. En daarmee verbreedt de ‘zaak van de walvis’ zich tot de ‘zaak van de visvangst’. Zie ook meente, principes voor behoud.