Onvolwassen en authentieke vooruitgang II:
Vooruitgang als holistische verbetering

DANIEL SCHMACHTENBERGER*

Deel II van dit artikel gaat over hoe we een echte, authentieke verbetering van de beschaving kunnen bewerkstelligen. Het gaat over een aanpak waarbij de veranderingen die we in de wereld aanbrengen er niet alleen voor zorgen dat we als mensheid op de korte termijn overleven, maar dat die er ook toe leiden dat mensen en de aarde op de (hele) lange termijn kunnen floreren. Dit deel laat eerst zien hoe het concept van vooruitgang zich vanaf de vroegste fasen van de beschaving ontwikkeld heeft, om vervolgens de fundamentele tekortkomingen van onze huidige definitie te onderzoeken en tot slot dieper in te gaan op hoe we de ontwikkeling van het vooruitgangsconcept in de richting van bredere positieve resultaten voor iedereen kunnen sturen.

Negatieve externaliteiten zijn geen incidentele tekortkomingen van het vooruitgangsproces, maar een fundamenteel kenmerk van onze huidige benadering van technologie-ontwikkeling. Een wereld die de risico’s onderkent en ze van tevoren probeert in te dammen is een veel gezondere en veiligere plek voor onze kinderen, dus zullen we heel wat beter ons best moeten doen om die risico’s in te schatten en te ramen. Met een fractie van de inspanningen en het geld dat we nu aan technologische innovatie besteden, kunnen we het proces verbeteren door vooruit te denken en die resultaten te vermijden of terug te dringen die tot ellende, vernietiging en dood leiden. Maar daarvoor moeten we eerst onze ogen openen voor het grotere geheel en eerlijk kijken naar de dynamiek waardoor de technologische innovatie momenteel wordt aangestuurd. De race om marktdominantie stimuleert namelijk niet bepaald het soort respect voor risico’s dat nodig is om toekomstige generaties te beschermen en te laten gedijen.

Voorzichtigheid betrachten met krachtige nieuwe technologieën is niet tegen de vooruitgang maar vóór de mens. Daarbij vergt het inperken van negatieve externaliteiten niet alleen een verbeterde benadering van hoe we problemen opvatten en oplossen, maar ook een systematische terughoudendheid bij het ontketenen van nieuwe technologische krachten. Het proces om én de kosten te internaliseren én de levensvatbaarheid van de essentiële onderdelen van onze mondiale beschaving te behouden, vormt een buitengewoon grote maar daarom niet minder noodzakelijke uitdaging.

In de volgende afleveringen komen een paar voorbeelden aan de orde van hoe dit in de praktijk zou kunnen werken.

De sociale media vormen een goed voorbeeld van hoe we technologieën kunnen ontwerpen die betere uitkomsten kunnen opleveren. In de meeste gevallen zijn sociale media gebaseerd op een inkomstenmodel dat van advertenties afhankelijk is. Platformen teren op de aandacht van gebruikers; experimenteren met benaderingen om hun gedrag te veranderen ten behoeve van adverteerders; en in hun niet-aflatende pogingen om ze betrokken te houden, brengen deze platformen stapsgewijs fundamentele veranderingen aan in de gedachten en keuzes van hun gebruikers.[1] Van meet af aan hebben sociale mediabedrijven een pad gekozen dat hen in staat stelde om de winsten van dit model te privatiseren en de verliezen te socialiseren. De negatieve externaliteiten worden op de gebruikers afgewenteld, wat geleid heeft tot toenemende problemen op het vlak van de geestelijke gezondheid in de vorm van verslaving en een verminderde aandachtsspanne, zowel als tot een ingrijpend privacyverlies en een uitholling van een authentieke sociale ontwikkeling en interacties.[2] Daarbij dragen sociale mediaplatformen niet alleen bij aan de manipulatie van meningen door statelijke en niet-statelijke actoren, maar ook aan een verheviging van de politieke polarisatie, epistemische verwarring via toenemende desinformatie en de escalatie van de oorlogvoering rond informatie.[3]

De meeste mensen willen hun tijd helemaal niet doorbrengen met eindeloos op Instagram of TikTok te scrollen, en toch vinden velen het moeilijk om te stoppen, zelfs als ze zichzelf ten doel gesteld hebben om hun gebruik te verminderen. Het algoritme wint het doorgaans omdat weinig gebruikers opgewassen zijn tegen de miljarden kostende machinerie die AI-gegenereerde splittesten gebruikt om de technieken te verfijnen die een steeds grotere betrokkenheid bij de inhoud garandeert. Voorafgaand aan het massale gebruik van deze technologieën, werd er al gewaarschuwd dat ze verslaving in de hand zouden werken en de samenleving op schadelijke manieren zouden beïnvloeden.[4] In de race om het verwerven van netwerkdominantie dikten platformen de potentiële voordelen van hun technologieën echter fors aan en wisten zo hun plannen door te drukken. De markten voor nieuwe technologieën hebben sowieso al de neiging om in monopolistische ‘winner takes all‘-uitkomsten te resulteren, vanwege de gigantische voordelen die het de vroegste aanbieders (first movers) oplevert om als eersten toegang tot hun klanten en hun data te verkrijgen. Dankzij de terugkoppelingslussen die deze data genereren, kan het algoritme snel verbeterd worden, waardoor de first mover aanmerkelijk meer kans maakt om nieuwe investeringen en gunstige financieringsvoorwaarden in de wacht te slepen. Het resultaat hiervan is dat de eerste aanbieder zo in staat wordt gesteld om steeds meer klanten aan zich te binden, waardoor eventuele concurrenten direct op een achterstand worden geplaatst.[5] Zodra de schadelijke neveneffecten onmiskenbaar aan het licht komen, kunnen de sociale mediabedrijven die dankzij deze monopolistische dynamiek groot zijn geworden, zich verschuilen achter het ‘feit’ dat deze externaliteiten onmogelijk te voorspellen waren en voeren ze een paar cosmetische operationele aanpassingen door om de critici te sussen.[6]

Momenteel kennen sociale mediabedrijven alleen een fiduciaire verantwoordelijkheid tegenover hun aandeelhouders, maar stel nu eens dat ze in plaats daarvan een fiduciaire verantwoordelijkheid zouden hebben tegenover de gebruikers wier data ze verzamelen en wier gedrag ze veranderen?

Door slechts een paar cruciale ontwerpkenmerken te veranderen, kunnen sociale mediabedrijven het vermogen van gebruikers om de wereld te begrijpen juist vergroten.


1. Eli Pariser, The Filter Bubble: What The Internet Is Hiding from You (New York: Penguin Books, 2011).
2. Tot de geestelijke gezondheidsproblemen die door sociale media veroorzaakt worden behoren onder meer angst, depressie, een laag gevoel van eigenwaarde en kwesties als lichaamsdysmorfie, die stuk voor stuk een onevenredig grote impact op jonge mensen hebben. Zie voor meer informatie het werk van het Center for Human Technology: www.humanetech.com/.
Belangrijke artikelen die de invloed van ‘sociale media’-technologieën op de geestelijke gezondheid, verslaving en de aandachtsspanne hebben aan getoond zijn onder andere: Skye Bouffard, Deanna Giglio en Zane Zheng, ‘Social Media and Romantic Relationship: Excessive Social Media Use Leads to Relationship Conflicts, Negative Outcomes, and Addiction via Mediated Pathways’ (Social Science Computer Review 40, no. 6, 2021). Pag. 1523-1541. https://doi.org/10.1177/08944393211013566; Aleksandra, ‘TikTok is Killing Your Brain, One Short-Form Video at a Time’ (Social Media Psychology, 18 augustus 2022). https://socialmediapsychology.eu/2022/08/18/tiktok-is-killing-your-brain-right-now/; Aviad Hadar et al., ‘Answering the Missed Call: Initial Exploration of Cognitive and Electrophysiological Changes Associated with Smartphone Use and Abuse’ (PLOS ONE 12 no. 7 , 5 juli 5 2017). https://doi.org/10.1371/journal.pone.0180094. Voor het gebruik van sociale media voor onrechtmatige surveillance-praktijken door de staat zie: Lee Rainie, Weixu Lu en Inyoung Shun, ‘Social Media and the Spiral of Silence’ (Pew Research Center, 26 augustus 2014). www.pewresearch.org/internet/2014/08/26/social-media-and-the-spiral-of-silence/; Shaiba Rather en Layl Al, ‘Is the Government Tracking Your Social Media Activity?’ (ACLU, 24 augustus 2023). www.aclu.org/news/national-security/is-the-government-tracking-your-social-media-activity; Barton Gellman, ‘Inside the NSA’s Secret Tool for Mapping Your Social Network’ (Wired, 20 mei 2020). www.wired.com/story/inside-the-nsas-secret-tool-for-mapping-your-social-network/.
3. ‘Social Media Enables Undue Influence’ (The Consilience Project, 5 december 2021). https://consilienceproject.org/social-media-enables-undue-influence/; ‘Making Sense of the 21st Century’ (The Consilience Project, 30 mei 2021). https://consilienceproject.org/challenges-to-making-sense-of-the-21st-century/.
Voor een uitgebreidere analyse zie: P.W. Singer en Emerson T. Brooking, LikeWar: The Weaponization of Social Media (New York: Houghton Mifflin Harcourt, 2018).
4. Al in 2008 betoogde Jaron Lanier dat ‘sociale media’-technologieën aanzienlijke risico’s met zich meebrachten op zowel individueel als maatschappelijk niveau. Anderen, onder wie Nicholas Carr en Sherry Turkle, lieten in die periode vergelijkbare waarschuwingen horen. Zie bijvoorbeeld: Nicholas Carr, The Shallows: What the Internet Is Doing to Our Brains (New York: W. W. Norton & Company, 2010); Sherry Turkle, Alone Together: Why We Expect More from Technology and Less from Each Other (New York: Basic Books, 2011); Jaron Lanier, Ten Arguments For Deleting Your Social Media Accounts Right Now (New York: Henry Holt and Company, 2018).
5. Om Malik, ‘In Silicon Valley Now, It’s Almost Always Winner Takes All’ (The New Yorker, 3 december 2015). https://www.newyorker.com/tech/annals-of-technology/in-silicon-valley-now-its-almost-always-winner-takes-all.
6. Julia Carrie Wong, ‘Facebook Overhauls News Feed in Favor of Meaningful Social Interactions’ (The Guardian, 11 januari 2018). www.theguardian.com/technology/2018/jan/11/facebook-news-feed-algorithm-overhaul-mark-zuckerberg.

Allerlei moderne media houden ons in de greep door te appelleren aan het limbische systeem van de hersenen, dat primair verantwoordelijk is voor de verwerking van emoties. De inhoud die we op onze sociale media feeds zien, doet een beroep op het onbewuste beloningssysteem, wat zowel positief als negatief kan uitpakken: aan de ene kant is er inhoud die we grappig of aantrekkelijk vinden of die onze huidige overtuigingen bevestigt, aan de andere kant is er inhoud die we schokkend vinden, die ons verontwaardigt of van streek maakt. Door ons in een emotioneel geladen toestand te houden, waarin we losgeweekt zijn van bewuste keuzeprocessen, zijn we eerder geneigd om in te gaan op advertenties en producten te kopen. Sociale media schotelen ons een inhoud voor die speciaal is samengesteld om ons als individu ‘geboeid’ te houden en die die delen van onze rationele geest het ‘zwijgen’ oplegt die meer weloverwogen intenties voor onze dagbesteding in petto hebben. De algoritmes die bepalen wat we zien zijn ontworpen om onze limbische systemen te ‘kapen’, vaak ten koste van die delen van de hersenen die belast zijn met functies van een hogere orde, zoals ons cognitieve beoordelingsvermogen, de evaluatie van meerdere perspectieven en kritische analyse.[7]

Het huidige ontwerp van sociale media-algoritmen is erop gericht om mensen berichten te laten delen, te liken en te becommentariëren, en om het engagement van de gebruikers uiteindelijk om te zetten in ‘advertentiekliks’, waartoe ze stimuli selecteren die onze hogere vormen van cognitie actief tegenwerken en onze diepst ingesleten en instinctieve reacties actief bevorderen. Hoe zouden we die algoritmes zo kunnen ontwerpen dat ze juist de – in holistisch opzicht – meest waardevolle inhoud actief bevorderen? Een mogelijkheid is om de sociale media-algoritmen zo te ontwikkelen (of aan te passen) dat ze inhoud stimuleren die juist over ideologische scheidslijnen heen reikt. Door inhoud te genereren die dit type reacties oproept bij groepen die over het algemeen recht tegenover elkaar staan, zijn we mogelijk in staat om goodwill en een gevoel van gemeenschappelijkheid te kweken bij mensen van wie voorheen gedacht werd dat hun ideologische verschillen onoverbrugbaar waren. Naast een groeiend engagement zouden we zo positieve terugkoppelingslussen kunnen ontwikkelen. Door inhoud te promoten die voorheen vijandig gezinde groepen allemaal als positief ervaren, zullen de sociale media minder verdeeldheid zaaien en zelfs een aanzet kunnen geven tot synergie.

Dit voorbeeld is indicatief voor een type ontwerpbenadering dat een begin kan maken met het genereren van positieve externaliteiten (in plaats van negatieve). Maar er zijn nog meer benaderingen aan de hand waarvan we het bevorderen van verdeeldheid, dat momenteel zo kenmerkend is voor onze sociale mediatechnologieën, tegen kunnen gaan. Daartoe behoren het aanbevelen van potentiële vrienden of contacten van buiten je netwerk om zo aan een grotere verscheidenheid aan wereldbeelden te worden blootgesteld; het promoten van inhoud die haaks staat op je eigen huidige opvattingen; het steeds verder vertragen van de laadsnelheid van de ‘infinite scroll’ naarmate je langer op de site bent; en het gebruik van software om inhoud te detecteren en te ontmoedigen die met AI-filters is bewerkt.[8] Dergelijke benaderingen kunnen een aanzet geven tot de ontwikkeling van een type sociale media dat de negatieve impact op onze geestelijke gezondheid terugdringt en uiteenlopende perspectieven dichter bij elkaar brengt. Ook zouden ze eraan kunnen bijdragen dat mensen meer worden blootgesteld aan verschillende wereldbeelden; dat vooroordelen worden bijgesteld; dat mensen in de positie worden gesteld om meer betekenis te geven aan de wereld om hen heen en hun begrip ervan te verbeteren; dat de polarisatie verminderd wordt; dat een eerlijke en respectvolle dialoog over ideologische scheidslijnen heen wordt bevorderd; en dat de impact van propaganda en de oorlogvoering rond informatie wordt teruggedrongen. Dit zijn positieve externaliteiten waarvoor we nu onmiddellijk kunnen kiezen. Maar in plaats daarvan geven we vrij baan aan korte-termijn-winsten die ten koste gaan van de algehele geestelijke gezondheid en een stabiele en functionele samenleving.[9]

Het voorbeeld van de sociale media laat zien dat niet alle verandering in de samenleving noodzakelijkerwijs ook vooruitgang is, zelfs niet als daarover tijdens het ontwerp of de implementatie ervan hoog wordt opgegeven. Hoewel sommige veranderingen een waardevolle verbetering vormen van ons begrip en onze ervaring van het leven in de wereld, geven veel andere veranderingen voorrang aan beperkte ‘eerste orde-‘ of ‘korte termijn’-resultaten die ten koste gaan van authentieke, holistische verbetering op de lange termijn. De vraag is dus waarom ons idee van vooruitgang zo sterk verbonden is met het nauw begrensde concept van technologische vooruitgang en of dat altijd al zo geweest is? Het antwoord ligt in hoe we het moderne concept van vooruitgang overgeërfd hebben gekregen.

Onze tekortschietende benadering wordt op zijn minst ten dele bepaald door de manier waarop mensen van meet af aan de wereld om zich heen veranderd hebben en de basis voor onze beschaving hebben gelegd.


7. Steve Rathje, J. van Bavel en Sander van der Linden, ‘Outgroup Animosity Drives Engagement on Social Media’ (PNAS 118, no. 26, 23 juni 2021). www.pnas.org/doi/10.1073/pnas.2024292118.
8. Het Center for Humane Technology heeft enkele belangrijke bijdragen geleverd aan het denken over potentiële oplossingen en mechanismen om de schade tegen te gaan die de sociale media berokkenen. Zie: www.humanetech.com/solutions.
9. Voor een breed overzicht van de maatschappelijke impact van de sociale media zie: Samuel Woolley, The Reality Game: How The Next Wave of Technology Will Break the Truth and What We Can Do about It (New York: Hachette Book Group, 2020).

Er zijn redelijke argumenten voorhanden om aan te dragen dat ons concept van vooruitgang voortgekomen is uit een aantal welbekende prehistorische ontwikkelingen, zoals het maken van gereedschappen, de beheersing van vuur of vroege vormen van sociale organisatie. Om het er allemaal niet al te ingewikkeld op te maken, is de aanpak hier gefocust op een gebied dat van oudsher met beschavingsstudies geassocieerd wordt: de ontwikkeling van vroege vormen van landbouw. Het ontstaan van een aanzienlijk voedselsurplus, voor het eerst mogelijk gemaakt door de vroegste landbouwpraktijken, vormde een bepalend moment in de relatie van de mens met de natuur en de tijd. Deze voedseloverschotten vertegenwoordigden een kritieke stap die ons in staat stelde om systematisch na te denken over de lineaire vooruitgang van een groep of ideologie.

Vóór de ontwikkeling van de gevestigde landbouw genereerden mensen zelden voedseloverschotten van enige noemenswaardige omvang. Een van de voordelen van deze meer precaire natuurtoestand was dat er geen voedsel opgeslagen was waar rivalen een begerig oog op konden laten vallen. Zodra groepen meer begonnen te produceren dan ze op de korte termijn konden consumeren, ontstond er een prikkel om die surplussen met geweld in beslag te nemen, en zo groeide het bestaan van voedseloverschotten uit tot een van de primaire beweegredenen voor oorlogvoering op grotere schaal.[10] Wanneer pre-agrarische samenlevingen onderling oorlog voerden, konden conflicten vanwege de beperkte voedselvoorraden simpelweg niet in langdurige militaire campagnes uitmonden. Dus vergrootte de gevestigde landbouw zowel de capaciteit van als de drijfveer voor oorlogvoering. Daarbij is ook de praktijk van militair expansionisme afhankelijk van voedseloverschotten, aangezien die niet alleen grotere bevolkingen mogelijk maken, maar ook het ontstaan van militaire klassen binnen samenlevingen.[11] Veroveringen en veldtochten vereisen zowel een geavanceerde logistiek als de langdurige opslag en distributie van voedsel. Om die reden vormen voedseloverschotten een noodzakelijke stap in de ontwikkeling van een expansionistische, materieel geavanceerde beschaving.

Een andere cruciale component van het vroege idee van vooruitgang was de uitvinding van het geschreven woord. Boekhouding en de wetgeving daaromtrent vormde een belangrijke drijfveer voor het ontstaan van het schrift, aangezien boekhouding uitwisseling mogelijk maakte die op de een of andere manier bijgehouden moest worden.[12] Toen papyrus uiteindelijk tot de basis voor gedistribueerde communicatie uitgroeide, vormde het de drager van ideeën die coördinatie faciliteerde en, minstens zo belangrijk, de uitkomsten van oorlogen rechtvaardigde. Naarmate het expansionisme de overwinnaar meer overschotten bezorgde, zorgde de technologie van het schrift ervoor dat de grote verhalen over strijd en succes in de folklore van de in-groep gegrift werden. Het schrift maakte een collectief geheugen mogelijk en gaf samenlevingen het vermogen om gedecontextualiseerde ideeën op te slaan over het verleden en de reis die naar het heden afgelegd is, wat uiteindelijk de structuur verschafte voor het ontstaan van het vooruitgangsnarratief. Sommige van de vroegste schrijvende culturen, waaronder de Egyptische, Soemerische en Hebreeuwse, behoorden tot de eerste die verhalen vastlegden die naar een hoogtepunt toe werkten – een toekomstige gebeurtenis die het culminatiepunt vormde voor de collectieve inspanningen.[13]

Door de geschiedenis heen is het idee van vooruitgang nauw verbonden geweest met verbeteringen op het vlak van fysieke en sociale technologieën, die zich beide in belangrijke mate ontwikkeld hebben binnen de competitieve dynamiek van de oorlogvoering.[14]


10. Patrick D. Nolan, ‘Toward an Ecological-Evolutionary Theory of the Incidence of Warfare in Preindustrial Societies’ (Sociological Theory 21, no. 1, 2003). https://doi.org/10.1111/1467-9558.00172.
11. Ernesto Dal Bó, Pablo Hernández-Lagos en Sebastián Mazzuca, ‘The Paradox of Civilization: Preinstitutional Sources of Security and Prosperity’ (American Political Science Review, 116, no. 1, 2021). https://doi.org/10.1017/S000305542100071X. Voor veel vroege samenlevingen gold het behouden van een overschot bijna als een zonde. Het afzien ervan heeft namelijk praktische voordelen. Zo hielden stammen in het noordwesten van de Stille Oceaan potlatch-ceremonies, waarbij overschotten doelbewust vernietigd werden waardoor diegenen die het overschot hadden opgebouwd geen extra macht konden verwerven of bij konden dragen aan het ontstaan van klassenhiërarchieën. Een gebrek aan overschotten betekende dat rivaliserende groepen minder gemotiveerd waren om elkaar aan te vallen aangezien er niets te halen viel. Het zorgde ook voor een natuurlijke beperking van de bevolkingsgroei, die anders tot druk op het milieu zou kunnen leiden en de kans op hongersnood zou vergroten.
12. James C Scott, Against the Grain: A Deep History of the Earliest States (New Haven: Yale University Press, 2017).
13. Zie bijvoorbeeld: Gerald J. Whitrow, Time in History: Views of Time from Prehistory to the Present Day (Oxford: Oxford University Press, 1989); Robert Nisbet, History of the Idea of Progress (New York: Taylor & Francis, 2017).
14. James P. Carse, Finite and Infinite Games (New York: The Free Press, 1986). Carse definieert een eindig spel als ‘een spel dat gespeeld wordt om te winnen’, zoals in het geval van oorlogvoering of marktconcurrentie; een oneindig spel daarentegen ‘wordt gespeeld om het spel voort te zetten’.

Al zolang er oorlogen zijn, voelen overwinnaars zich geroepen om verhalen te vertellen die hun overwinningen rechtvaardigen.[15] Hier in het heden vernemen we zelden de perspectieven van de mensen en de culturen die het niet overleefd hebben. Onder deze zich almaar herhalende dynamiek van de geschiedenis liggen talloze alternatieve verhalen over de wereld begraven, alsmede complete waardesystemen, talen en vormen van cultuur en kunst die doelbewust vernietigd en uit het collectieve geheugen gewist zijn (of waarin de doden als de Vijand opgevoerd worden). Een ongekende hoeveelheid menselijke creativiteit en schoonheid is in dit proces van verovering en heerschappij onherroepelijk en onnodig verloren gegaan. Wapenwedlopen bestaan al zolang als groepen mensen de wapens hebben opgenomen, met als gevolg dat het creatieve streven naar nieuwe en geavanceerdere wapens steeds een drijvende kracht is geweest achter de technologische ontwikkeling. De ontwikkeling van de militair slagkracht was (en is nog steeds) een andere belangrijke factor in hoe technologie en het idee van vooruitgang diep met elkaar verweven zijn geraakt.

De uiteindelijke komst van de industriële revolutie, een product van de wetenschappelijke revolutie, markeerde een grote stap in het gebruik van energie om de fabricage van producten, het transport en de landbouw te mechaniseren en te automatiseren, en ze vormde de aanzet tot een fase van exponentiële technologische ontwikkeling die nog altijd voortduurt. In de tweehonderd jaar sinds de eerste industriële processen de veranderingen in de samenleving begonnen te versnellen, is ons idee van vooruitgang steeds nauwer verbonden geraakt met de geavanceerde technologieën die onze dagelijkse levenservaring domineren. Velen kunnen uit eigen ervaring getuigen van deze ingrijpende veranderingen (neem bijvoorbeeld onze immer aanwezige smartphones, die via netwerken van satellieten communiceren die stuk voor stuk met internet verbonden zijn). Al deze technologieën zijn voortgekomen uit het wetenschappelijk onderzoek naar de wereld dat sindsdien de kern is geworden van het vooruitgangsnarratief.[16]

Toen we voor het eerst wetenschap gingen gebruiken om de wereld te begrijpen, kregen we de mogelijkheid om sommige van onze ideeën en overtuigingen te testen om te bepalen of ze waar waren of niet. Dit verschafte ons een proces, in plaats van een autoriteit, om iets zinnigs over de wereld te kunnen zeggen. Het verenigende en universele karakter van het wetenschappelijke proces stond centraal in de latere ontwikkeling van de democratie en de instellingen van de moderniteit die ons huidige wereld-systeem vormen.

Het moderne vooruitgangsnarratief vertelt ons dat we aan de hand van dit proces van observeren en experimenteren én steeds dichter bij een volledig begrip van de werkelijkheid komen én technologieën kunnen voortbrengen en nieuwe ideeën kunnen genereren teneinde het leven van een ieder te verbeteren en het lijden te verminderen. De implicatie hiervan is dat we middels dit proces een toekomst van toenemende overvloed voor iedereen zullen bereiken. De recente opkomst van AI en andere vormen van geavanceerde technologie gaat in sommige gevallen vergezeld van de veronderstelling dat het eind- en hoogtepunt van deze ‘reis’ de mens als godheid is – toegerust met een goddelijke controle over de natuur.[17]

Tijdens de eerste fasen van de wetenschappelijke revolutie werd nog algemeen aanvaard dat de toepassing van wetenschap om de wereld te begrijpen noodzakelijkerwijs tot bepaalde domeinen beperkt bleef. Wetenschap werd niet gezien als een manier om alles te weten te kunnen komen, en sommige aspecten van de menselijke ervaring – zoals religie en de geest – werden als fenomenen beschouwd die niet volledig door wetenschappelijke methoden alleen verklaard konden worden.[18] In plaats daarvan werd wetenschap opgevat als een middel om die delen van de wereld te interpreteren die zowel meetbaar als herhaalbaar waren, wat twee duidelijke vormen van waarde opleverde: de toepassing ervan in de vorm van technologie en de mogelijkheid om uitkomsten op basis van inputs te voorspellen. De wetenschappelijke bestudering van de fysieke wereld bracht ons technologieën die ons in de oorlogvoering en in de markten een concurrentievoordeel opleverden, en als gevolg daarvan nam het belang ervan toe ten opzichte van wereldbeelden die deze voordelen niet boden. Zowel technologie als het vermogen om te voorspellen verschaft macht en macht stelt je in staat om competitieve situaties of ‘spelen’ te winnen, en daarbij telt het niet wat de gevolgen van die overwinning zijn voor diegenen voor wie de uitkomst gevolgen heeft. Dit toegenomen vermogen om competitieve situaties te winnen, vertaalde zich in een groeiende dominantie van het wetenschappelijke wereldbeeld als hét raamwerk voor het begrijpen van de werkelijkheid als geheel.

De vermeerdering van kennis door middel van empirische experimenten is tot de ruggengraat uitgegroeid van de menselijke benadering van het interpreteren van de wereld, en de toenemende centraliteit hiervan heeft aanzienlijk bijgedragen aan de vorming van de hedendaagse samenleving.[19]


15. Zie bijvoorbeeld: Walter Benjamin, ‘On the Concept of History’ in: Hannah Arendt (red.), Illuminations: Essays and Reflections (New York: Schocken Books, 1968).
16. Het het tempo van de veranderingen in de afgelopen twee eeuwen laat zich makkelijk uit het oog verliezen, maar in de tijd sinds de industriële revolutie is de wereldbevolking van een half miljard naar acht miljard gegroeid, is het gebruik van grondstoffen per hoofd van de bevolking verhonderdvoudigd en voor de wereldbevolking als geheel verzestienhonderdvoudigd. Een paar korte voorbeelden zijn nuttig om een idee te krijgen van hoe snel veranderingen plaatsgrijpen: er zat bijvoorbeeld maar zesenzestig jaar tussen de eerste succesvolle vliegdemonstratie en de maanlanding; denk ook aan hoe sterk de wereld veranderd is tussen de grieppandemie van 1918 en de coronapandemie van 2019. In 1918 was er weinig internationaal verkeer, waren er nauwelijks internationale toeleveringsketens en woonden er veel minder mensen in steden.
17. Zie bijvoorbeeld: ‘The Transhumanist Declaration’ (Humanity+, 2024). www.humanityplus.org/the-transhumanist-declaration.
18. Veel filosofen hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het idee dat er aspecten van de werkelijkheid zijn die ontoegankelijk blijven voor de wetenschappelijke methode. Hoewel elke beknopte behandeling van de geschiedenis van het menselijk denken over de grenzen van het empirisme veel van deze filosofen onvermeld zal laten, zijn sommige van hun weken, met name in de context van het vooruitgangsdenken, wel vermeldenswaard. De wortels van dit filosofische perspectief zijn wellicht te vinden in Plato’s vormentheorie, die later verder uitgewerkt is Kants Kritiek van de zuivere rede. Alfred North Whiteheads kritiek op het wetenschappelijk materialisme is misschien wel de duidelijkste moderne verwoording van dit wereldbeeld; Martin Heidegger biedt een vergelijkbaar perspectief in zijn essay ‘The Question Concerning Technology’ uit 1954.
Alfred North Whitehead, Science and the Modern World: Lowell Lectures, 1925 (Cambridge, UK: Cambridge University Press, 1926); Isabella Schlehaider, ‘Apart from the Experiences of Subjects There Is Nothing, Nothing, Nothing, Bare Nothingness—Nature and Subjectivity in Alfred North Whitehead’ (Histories 3, no. 2: 176-188, june 2023). https://doi.org/10.3390/histories3020012; Thomas N. Hart, ‘Whitehead’s Critique of Scientific Materialism’ (The New Scholasticism 43, no. 2: 229-251, 1969). https://doi.org/10.5840/newscholas196943219; Martin Heidegger, The Question Concerning Technology, and Other Essays (New York: Harper Torchbooks, 1977).
19. Voor een beknopt overzicht van de Verlichting zie: Brian Duignan, ‘European History: Enlightenment’ (Encyclopedia Britannica Online). https://www.britannica.com/event/Enlightenment-European-history. Over de kosten van de verlichting zie: Max Horkheimer en Theodor W. Adorno, Dialectic of Enlightenment (Stanford: Stanford University Press, 2002).

De wetenschap ziet zich vaak voor de vraag gesteld naar hoe complexe fenomenen te bestuderen. In veel gevallen luidt het antwoord dat we eerst de delen van complexe systemen moeten onderzoeken. Aan de basis van het wetenschappelijk wereldbeeld ligt het reductionisme: een opvatting van het universum waarin complexe fenomenen verklaard worden door ze in hun fundamentele componenten op te delen. In een aantal belangrijke opzichten is het reductionisme uitermate nuttig. Willen we bijvoorbeeld de overweldigende complexiteit van het universum proberen te begrijpen, dan biedt deze benadering een beginpunt. Daarnaast is het onmogelijk om alles tegelijk te bestuderen en dus helpt een reductionistische aanpak om te bepalen met welke deelverzameling van het hele universum we het beste kunnen beginnen. Vanuit dit vertrekpunt stelt het reductionisme ons in staat om complexe systemen in hun uiteenlopende aspecten op te delen en daarin in te grijpen om zo de gewenste resultaten te bereiken (op terreinen als de geneeskunde en de techniek zijn we daar behoorlijk bedreven geraakt). Enkele van de meest briljante wetenschappelijke en filosofische denkers van de afgelopen paar honderd jaar hebben echter op de beperkingen van het reductionisme gewezen (een compleet overzicht van hun argumenten valt buiten het bestek van dit artikel).[20] Toch zijn deze beperkingen cruciaal voor een beter begrip van het probleem van hoe we momenteel over vooruitgang denken.

De wetenschap bestudeert de wereld vanuit het perspectief van de derde persoon: ze gebruikt observatie en experimenten om de werking van het universum te onderzoeken op een manier die aan onze ‘eerste persoon’-ervaring voorbij gaat en ze bepaalt de nauwkeurigheid van onze hypotheses door middel van herhaalde metingen en testen. De wetenschap bestudeert de wereld niet vanuit een ‘eerste persoon’-perspectief: ze kan niet precies verklaren hoe het is om jou te zijn, of hoe het voelt om je kind vast te houden. Deze kenmerken van de werkelijkheid kunnen immers niet gemeten worden; je kan ze alleen ervaren of afleiden. Een behulpzame analogie is die van een mediteerder wiens hersenactiviteit wordt gevolgd met een elektro-encefalogram (EEG). Een wetenschapper kan veranderingen in de frequentie of golflengte van de hersengolven van de mediteerder meten en aantonen dat meditatie de EEG-metingen op een herhaalbare en voorspelbare manier beïnvloedt. Maar de EEG-meting is een ‘derde persoon’-weergave van de ‘eerste persoon’-ervaring van de mediteerder; ze is een representatie die je uiteindelijk niets kan vertellen over hoe het voelt om in diepe meditatie te zijn. Waar metingen significante veranderingen in de hersenactiviteit kunnen vaststellen, vertellen ze ons niets over het gevoel van innerlijke verstilling, of de toenemende vertrouwdheid met jezelf, of het verdiepende ontzag voor de mysteries van het universum.

Dit is een kernprobleem van het wetenschappelijke wereldbeeld. Het vormt een belangrijke maar onvolledige kijk op de wereld. Het ontbeert een deel van de cruciale informatie over de werkelijkheid, waaronder het overgrote deel van de meest betekenisvolle ‘eerste persoon’-eigenschappen van de menselijke ervaring, zoals het bewustzijn zelf en de meeste andere subjectieve en emotionele fenomenen.[21] Hiertoe behoren ook veel van de ervaringen die mensen, terugkijkend op hun sterfbed, als de meest waardevolle aanmerken.[22]

De wetenschap kijkt niet naar hoe het is om mij te zijn (de eerste persoon), en ze kijkt ook niet naar hoe het is om een gevoel van relationele betekenis met anderen te delen (de tweede persoon). Het zou geen controversiële bewering moeten zijn om te opperen dat dit belangrijke aspecten zijn die in de wetenschapsfilosofie ontbreken.


20. Voor een diepgaande bespreking van dit perspectief zie: Fritjof Capra, The Turning Point: Science, Society, and the Rising Culture (London: Flamingo, 1983); Stuart A. Kauffman, Reinventing the Sacred (New York: Basic Books, 2008).
21. Grace Bluerock, ‘The 9 Most Common Regrets People Have At The End Of Life’ (MindBodyGreen, 7 juli 2023). www.mindbodygreen.com/articles/the-most-common-regrets-people-have-at-the-end-of-life.
22. Tegelijkertijd vertelt een typische aanpak ons vaak niets over de omvang en de reikwijdte van de neveneffecten van onze interventies, tenzij we ons van tevoren specifiek inspannen om deze op te sporen.

Een ander onmiskenbaar probleem van het reductionisme is dat bepaalde fysische fenomenen, ook binnen het perspectief van de derde persoon, niet beschreven kunnen worden vanuit een volmaakt begrip van hun samenstellende delen. In de biologie worden complexe organismen bijvoorbeeld vanuit een breed scala aan perspectieven bestudeerd. Je kunt hun dna, eiwitten, organellen, cellen, weefsels of organen onderzoeken, en het ontleden van deze niveaus van het organisme zal waardevolle inzichten in hun structuur en functie (en in hoe ze samen functioneren) opleveren. Maar het enige mogelijke onderzoekspad dat een reductionistische methodologie tot zijn beschikking heeft, reduceert de kenmerken van deze systemen op een hoger niveau noodzakelijkerwijs tot de som van hun delen. Geen enkel individueel onderdeel van een cel kan ons vertellen dat de celademhaling en het onttrekken van energie aan voedsel alleen plaats kunnen vinden wanneer die componenten als cel gerangschikt zijn. Binnen complexe organismen kan ditzelfde fenomeen op alle niveaus worden waargenomen; inzicht in het dna alleen vertelt ons heel weinig over het totale gedrag van het neuro-endocrien systeem en hoe dit de genetische transcriptie beïnvloedt; inzicht in de celkern alleen levert een onvolledig verhaal op over haar rol in de celsignalering en de manier waarop ze op veranderingen in de omgeving van de cel reageert; inzicht in alle soorten cellen in het lichaam alleen vertelt ons niets over de complexe motorische patronen die in de beweging van het hele lichaam worden waargenomen.

Onze gebruikelijke benadering van het bestuderen van de onderdelen van complexe organismen kan ons helpen om bepaalde elementen van hun functie te begrijpen en specifieke interventies te ontwerpen, maar ze kan het bewegende, reproducerende, voelende ding dat we voor ons zien niet volledig verklaren.[23] Evenmin slaagt deze benadering erin om causaliteit van bovenaf te incorporeren: dat wil zeggen, de processen aan de hand waarvan onderdelen van een systeem op een hoger niveau het gedrag van onderdelen op een lager niveau beïnvloeden en bepalen, zoals hoe dezelfde cellen zich in de ene context (bijvoorbeeld een witte bloedcel in de lever) compleet anders gedragen dan in een andere context (zoals bijvoorbeeld in de hersenen) en compleet andere uitkomsten of eigenschappen te zien geven.[24] In essentie kan onze reductie van het organisme tot een entiteit die uit cellen of moleculen of orgaansystemen – of welk willekeurig onderdeel ook – bestaat, geen verklaring bieden voor meetbare ‘derde persoon’-fenomenen die op hogere (of lagere) niveaus emergeren.[25] Naast de celademhaling valt te denken aan fenomenen als replicatie binnen systemen die uit niet-replicerende subonderdelen bestaan; de dynamiek van ecosystemen die voortkomt uit de wisselwerkingen tussen een reeks individuele organismen en soorten; en structuren zoals ledematen en organen die zich tijdens de zwangerschap uit een reeks embryonale cellen ontwikkelen.

Hoewel dergelijke verschijnselen op een hoger niveau meestal ‘emergente’ eigenschappen van hele systemen worden genoemd, is dit een onjuiste benaming. In het concept van emergentie ligt in deze gevallen de veronderstelling besloten dat de oorzakelijkheid – de fundamentele oorsprong van de verschijnselen in kwestie – bottom-up verloopt, in de zin dat ze een product is van de samenstelling van de lagere delen van het systeem en pas ‘emergeert’ of opdoemt zodra de delen tezamen een geheel vormen. Dit onjuiste perspectief komt voort uit een wereldbeeld dat systemen in hun componenten opdeelt en die vervolgens probeert te definiëren als echte, afzonderlijke, individuele dingen – terwijl deze dingen in de natuur niet als echte en onafhankelijke objecten voorkomen. De richting van de oorzakelijkheid is zowel verkeerd als (opnieuw) te beperkt: die verloopt niet alleen van onderaf, maar ook van bovenaf (bottom-down) en vanuit het midden (middle-out). Het menselijk hart kan bijvoorbeeld niet als een op zichzelf staand reëel en scheidbaar object worden beschouwd. De natuur brengt geen menselijke harten als onafhankelijke objecten voort; de natuur brengt menselijke lichamen voort, waaruit we menselijke harten ontleden die we vervolgens automatisch als onafhankelijke objecten definiëren. De kenmerken van de werkelijkheid die we ‘emergent’ noemen, zijn alleen maar emergent omdat we een geheel kunstmatig uit elkaar hebben gehaald door het te bestuderen; ze zijn alleen maar emergent vanuit een reductionistisch perspectief. Het is de deconstructie die ons in staat stelt om het hele systeem als een assemblage van onderdelen te definiëren. Dit reductieve proces onttrekt kenmerken van de werkelijkheid aan het zicht die we, zodra we alles weer zo’n beetje in elkaar te passen, het label ‘emergent’ meegeven.

Wat we doorgaans als emergentie bestempelen, kan in veel gevallen wellicht beter worden opgevat als een vorm van synergie: natuurlijk voorkomende eigenschappen van complexe systemen die zich alleen manifesteren in een toestand van systemische heelheid.[26]


23. In de lever spelen witte bloedcellen (in de vorm van Kupffercellen) een rol bij het verwijderen van gifstoffen uit het bloed en de regeneratie van de lever; in de hersenen bewaken en interveniëren witte bloedcellen (in de vorm van microglia) de neurale homeostase, beteugelen ze ontstekingen, ruimen ze ziekteverwekkers en afval op en verwijderen ze overtollige synapsen. Voor een breed overzicht van de functies van witte bloedcellen zie: ‘White Blood Cell’ (Encyclopedia Britannica Online) www.britannica.com/science/white-blood-cell.
24. Natuurlijk heeft de wetenschap de afgelopen decennia zelf emergente eigenschappen herkend die niet begrepen kunnen worden via puur reductionistische processen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe ‘anti-reductionistische’ studiegebieden, zoals complexiteitswetenschap, systeemtheorie, cybernetica, niet-lineaire dynamica, chaostheorie, psychologie en sociologie die (interessant genoeg) allemaal neigen naar een breder ecologisch denken. In zekere zin is ecologie het breedste anti-reductionistische studiegebied. Deze vakgebieden vertegenwoordigen leer- en kennisdomeinen die de wereld proberen te begrijpen vanuit het perspectief van de relatie tussen het geheel en de delen. Op deze manier zijn dergelijke benaderingen toepassingen van de filosofie van het holisme: het idee dat systemen en hun eigenschappen zinvoller bestudeerd kunnen worden als gehelen die uit hun delen en de relaties tussen die relaties zijn opgemaakt, waarbij die gehelen zelf ook weer delen die zijn van grotere gehelen, die bepaald worden door de relaties waarvan ze deel uitmaken. In wezen is dit hetzelfde filosofische perspectief dat nu moet worden toegepast op het concept van vooruitgang.
25. Zie bijvoorbeeld: Stuart A. Kauffman, A World Beyond Physics: The Emergence and Evolution of Life (New York: Oxford University Press, 2019).
26. R. Buckminster Fuller, Synergetics: Explorations in the Geometry of Thinking (New York: Macmillan, 1975).

Een andere beperking van het reductionisme is te vinden in de menselijke bestudering van de wiskunde. Wiskunde is een hulpmiddel om de werkelijkheid te voorspellen, en in ons streven om de wereld te begrijpen en te voorspellen levert datgene wat we meten soms een getal op dat correleert met wat we in de natuur waarnemen. De conclusies die we trekken uit de metingen die we doen, zijn gebaseerd op correlaties tussen getallen en de werkelijkheid, wat betekent dat we de onderliggende ontologie van de wereld gewoonlijk tot een numerieke output reduceren. Goed beschouwd produceren wiskundige modellen een simulatie van de natuur – ze zijn niet de werkelijkheid zelf, maar een poging om een kaart van die werkelijkheid te maken – en de mate waarin die simulatie van de natuur overeenkomt met onze waarneming leidt vaak tot een beperkt begrip van het mechanisme van de werkelijkheid. Bij de vorming van bellen rekent de natuur bijvoorbeeld niet met een oneindige pi om tot een perfecte bol te komen. De natuur gehoorzaamt simpelweg aan mechanistische wetten en volmaakte bollen zijn een abstract wiskundig concept. In de natuur bestaan ze niet.[27]

Ook is het belangrijk om erop bedacht te zijn hoe bestaande waarden en vooringenomenheden ons naar bepaalde vertrekpunten ‘sturen’ wanneer we de wereld door de lens van de wetenschap proberen te begrijpen. Voordat we vragen formuleren of experimenten ontwerpen, hebben we vaak al ‘voorgekookte’ ideeën over wat we denken dat de belangrijkste aspecten van de vraag zijn die we moeten beantwoorden. Dit stuurt onze aandacht naar bepaalde deelverzamelingen van het universum, waarop we ons zonder deze vooringenomenheid misschien niet gericht zouden hebben. Dit valt grofweg onder noemer van selectieve onoplettendheid, self-fulfilling prophecy, blinde vlekken of bekrachtiging. Waar het om draait is dat zodra de route waarnaar we onszelf gestuurd hebben juiste voorspellende resultaten oplevert, dit ons vertrouwen vergroot in hoezeer we het bij het ‘rechte eind’ hebben over hoe de dingen werken en we dus minder gemotiveerd zijn om voor een andere route te kiezen die die werking even goed zou kunnen verklaren. Dit proces leidt tot overmoed en een gebrek aan aandacht voor alle relevante zaken die op deze manier onbekend blijven.[28]

Is de lens waardoor we naar de wereld kijken geoptimaliseerd voor de derde persoon en heeft die geen oog voor de ‘eerste persoon’- en ’tweede persoon’-aspecten van de wereld, dan maken we wellicht keuzes en handelen we op manieren die de dingen die we het meest waarderen niet ten goede komen of beschermen. De veranderingen in de wereld die we graag als ‘vooruitgang’ willen betitelen, zijn dan waarschijnlijk geen authentieke verbeteringen van de dingen die voor ons het meest betekenisvol en waardevol zijn.[29] Hoewel je vervulling of betekenis niet kunt kwantificeren, zijn er bepaalde subcomponenten of proxies – meetbare grootheden die gebruikt kunnen worden om niet direct meetbare grootheden te reconstrueren – van deze ‘eerste persoon’-ervaringen die wel meetbaar zijn. Denk aan comfort (dat wil zeggen, veiligheid, toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, enzovoort) of de hoeveelheid dopamine die vrijkomt in de hersenen. Maar deze benadering leidt onvermijdelijk tot een wereld die gericht is op het verbeteren van beperkte en onvolledige proxy-metrieken.[30]

De wetenschap kan ons iets vertellen over wat er in de wereld is, maar niet over wat er zou moeten zijn. Dit onderscheid tussen is en zou kan niet door wetenschappelijk onderzoek overbrugd worden; datgene wat is valt binnen het domein van de derde persoon, terwijl dat wat zou moeten zijn binnen het domein van de tweede persoon valt (dat wil zeggen, tussen en in wisselwerking met andere personen).[31] Bij gebrek aan richtinggevende waarden om ons te helpen de ‘goedheid’ van een bepaalde uitkomst te bepalen, worden beslissingen dikwijls genomen op een manier die voorrang geeft aan winnen (en, uiteraard, aan hedonisme); met andere woorden, ingrijpen in de wereld op basis van wat is en niet op wat zou moeten zijn, resulteert veelal in keuzes die bepaald worden door de logica van de speltheorie – dat wat nodig is om te winnen (of om je goed te voelen), en dat in de engst mogelijke zin, ongeacht de kosten. Met andere woorden, de wetenschap kan wel inzicht verschaffen in hoe we onze doelen effectiever kunnen bereiken, maar ze kan ons niets vertellen over de goedheid van die doelen. Die kennis komt ergens anders vandaan.

Bepalen welke doelen goede doelen zijn, is iets wat we doorgaans met wijsheid associëren, hetgeen iets anders is dan louter kennis. Wijsheid in relatie tot het stellen van doelen houdt rekening met hoe het bereiken van deze doelen de wereld in de breedst mogelijke zin zal beïnvloeden, en hoe de totstandkoming van die doelen ons op hun beurt kan beïnvloeden op manieren die we vooraf niet bevroed hadden. Als gevolg daarvan neigt wijsheid ertoe om uitkomsten te vermijden die tot het verwerven en concentreren van macht leiden, aangezien die vaak in scenario’s uitmonden die in ongelijkheid, uitbuiting en blijvende schade resulteren, omdat wie eenmaal macht heeft verworven die macht – doorgaans ten koste van de machtelozen – zal willen behouden. Ook legt wijsheid dikwijls de neiging aan de dag om terughoudendheid te betrachten, omdat de dingen die we op de korte termijn willen soms nadelig zijn voor onze langetermijndoelen of onderliggende waarden. Daarnaast zal wijsheid erop gericht zijn om de ontwikkeling van ‘sociale valkuilen’ te vermijden, zoals (wapen)wedlopen, waarbij individuen of groepen, gedreven door hun eigenbelang om een wedloop te winnen, handelingen verrichten die gunstig zijn op de korte termijn, terwijl ze iedereen, inclusief henzelf, op de lange termijn schade berokkenen (ook wel ‘multipolaire valkuilen’ genoemd).

Het vertrouwen op speltheoretische beslissingen in een wereld die door wetenschap gedomineerd wordt, mondt uiteindelijk uit in wereldomspannende multipolaire valkuilen, met escalerende technologische en militaire wedlopen, alles vernietigend wapentuig en de verwoesting van het milieu. Dit spel kan niet eeuwig zo doorgaan.


27. Zie bijvoorbeeld: John Vervaeke en Leonardo Ferraro, ‘Relevance Realization and the Neurodynamics and Neuroconnectivity of General Intelligence’ (Phenomenology and the Cognitive Sciences, 2013). DOI:10.1007/s11097-022-09732-4.
28. Het wereldbeeld dat voor de derde persoon is geoptimaliseerd, is de beschaving ten goede gekomen wanneer de veranderingen die dit wereldbeeld mogelijk maakte toevallig op één lijn lagen met ‘goede’ of netto positieve uitkomsten. Betreft het echter de verbetering van zaken in het domein van de eerste of tweede persoon, of in complexe systemen met emergente eigenschappen, dan heeft dit wereldbeeld vooral schade geëxternaliseerd en de kosten van zijn aanpak genegeerd.
29. Er spelen hier twee problemen: het ene is dat we vaak de verkeerde onderdelen van systemen optimaliseren, terwijl de optimalisatie van andere onderdelen holistisch gezien veel gunstiger zou uitpakken; het andere is dat we, omdat we niet voor het hele systeem optimaliseren, de manieren missen waarop onze optimalisatie van bepaalde onderdelen het geheel kan schaden. Wetenschap en metingen zouden ons enorm vooruit kunnen helpen, maar helaas is het vaak zo dat we niet gemotiveerd zijn om de juiste dingen te meten (we kijken bijvoorbeeld wel naar de kwaliteit en duurzaamheid van de nieuwe actieve stoffen die we produceren, maar nemen niet de tijd om na te denken over de manier waarop deze stoffen het endocriene systeem verstoren, of welke invloed ze bijvoorbeeld op algen hebben, of hoeveel ervan zich langs dichtbevolkte kustlijnen ophoopt, enz.)
30. Zie: David Hume, A Treatise of Human Nature (Oxford: Clarendon Press, 1896); G.E. Moore, Principia Ethica (Cambridge: Cambridge University Press, 1903); A.J. Ayer, Language, Truth and Logic (London: Gollancz, 1936).
31. Deze definitie is ontleend aan: John Danaher, ‘Techno-Optimism: An Analysis, an Evaluation and a Modest Defence’ (Philosophy & Technology 35, no. 54, juni 2022). https://doi.org/10.1007/s13347-022-00550-2. Voor een kritische bespreking zie: ‘The Case Against Naive Technocapitalist Optimism’ (The Consilience Project, 1 augustus 2021). https://consilienceproject.org/the-case-against-naive-technocapitalist-optimism/.

Wanneer je complexe systemen probeert te begrijpen in termen van hun onderdelen, komt daar nog een nadeel bij kijken: je wordt opgezadeld met toenemende specialisatie en het opdelen van kennis in afzonderlijke silo’s – verschijnselen die zich vooral voordoen in de structuur van onze overheidsinstellingen en de academische wereld. In de manier waarop we dergelijke instellingen ontwerpen, formaliseren we het geloof dat het geheel van een systeem volledig herleidbaar is tot zijn onderdelen, terwijl feitelijk geen van de onderdelen het potentieel of de realiteit van het geheel bevat. We construeren overheden die uit afzonderlijke departementen (de delen) bestaan, die geacht worden om samen te werken teneinde de natie (het geheel) te bestieren, terwijl we in werkelijkheid departementen hebben die intern tegenstrijdige doelen nastreven en die elkaar bestrijden om hetzelfde beperkte budget. We tuigen universiteiten op die uit afzonderlijke faculteiten (de delen) bestaan, die geacht worden om samen te werken teneinde kennis (het geheel) te produceren, en wat we krijgen zijn een steeds nauwere specialisatie, afnemende generaliseerbaarheid en een gefragmenteerde interdisciplinaire samenwerking tussen vakgebieden.

Neem nu het concept gezondheid. De gezondheid van om het even wat – of het nu een mens is of een ander organisme of een samenleving – is een eigenschap van het hele systeem en kan om die reden niet op een specifieke of rechtstreekse manier gemeten worden. Daarom richt onze benadering van de geneeskunde zich op de beter hanteerbare deelcomponent van ziekte (en in het bijzonder op de individuele moleculaire aangrijpingspunten van ziekte). Een benadering van de gezondheid die op ziekte en dood gericht is, kan best effectief zijn, in de zin dat die ons op de korte termijn in leven kan houden, maar bij afwezigheid van bekende medische problemen heeft ze niet heel veel te zeggen over wat een goede gezondheid precies behelst. We kunnen de temperatuur, de bloeddruk, de pH-waarde en het zuurstofniveau van het bloed, het aantal bloedcellen en de hersenactiviteit meten of genetische tests doen – en toch kunnen we geen eindige set meetwaarden samenstellen die een volledige beschrijving van gezondheid geeft. Bepaalde toestanden (zoals een infectieziekte of een slechte geestelijke gezondheid) kunnen er onmiskenbaar op wijzen dat de gezondheid is aangetast, maar gezondheid zelf kan niet gekwantificeerd worden zodra we dergelijke gevallen buiten beschouwing laten. Ben je gezond als je testresultaten negatief zijn, maar je wel verslaafd bent aan je smartphone? Ben je gezond als je fit bent en overloopt van energie, maar een gen bij je draagt waardoor de kans groter is dat je over twintig jaar kanker krijgt? Is het überhaupt mogelijk om gezond te zijn in een biosfeer die door miljoenen synthetische chemicaliën vergiftigd wordt? Datgene wat we echt willen optimaliseren – gezondheid – is op zichzelf genomen niet definieerbaar of meetbaar, omdat ze meer omvat dan de som van alle delen die zich laten meten. Tegelijkertijd is gezondheid ook relatief, subjectief en onderhevig aan een oneindig aantal variabelen. De definities en metingen van gezondheid die we tot onze beschikking hebben zijn deelcomponenten of proxies van het concept op een hoger niveau.

Gewoonlijk bestuderen universiteiten de aspecten van fysiologische gezondheid in de medische faculteit, de psychische gezondheid in de faculteit psychologie en de manieren waarop de samenleving de gezondheid beïnvloedt in de sociologische faculteit. Elke faculteit heeft zijn eigen cultuur, methodologie en meetmethoden, waarvan vele niet verenigbaar zijn met of complementair aan een zinvol begrip van gezondheid. En we voeren de reductie nog verder door wanneer we een enkele index uitverkiezen als representant van de gezondheid of de status van het systeem als geheel, zoals in het geval van het bbp als maatstaf voor de economie van een samenleving, de BMI (Body Mass Index) als maatstaf voor een lichaam, of gestandaardiseerde testscores als maatstaf voor de intelligentie. Veel van de instrumenten die we gebruiken om de wereld te onderzoeken zijn niet van nature of inherent goed in het zinvol verbeteren van de innerlijke ‘eerste persoon’-aspecten van het bestaan of van de uitkomsten op het niveau van het systeem als geheel. Onze benadering van het optimaliseren van de wereld – dat wat wij als vooruitgang beschouwen – draagt er wellicht aan bij dat we het ‘spel’ op de korte termijn winnen, maar is niet in staat om die aspecten van het universum te optimaliseren waaraan we in laatste instantie de meeste waarde aan hechten.

Tezamen kunnen wetenschap en technologie voor ‘voortgang‘ zorgen, maar zonder een ethisch kompas om ze te leiden en in toom te houden, is het geenszins vanzelfsprekend dat ze ook tot een authentieke verbetering van de beschaving zullen leiden. Dit zijn de fundamenten waarop onze technologieën gegrondvest zijn, dus zou het weinig verbazing moeten wekken dat ze de werkelijkheid doorgaans op volkomen onvoorziene manieren beïnvloeden.

Het vooruitgangsnarratief bekrachtigt zichzelf via een vergelijkbaar mechanisme, aangezien we het succes van onze veranderingen in de wereld aantonen door ze te meten. Maar zoals we hebben gezien, laat de handeling van het meten (en wat we kiezen om te meten) veel dingen weg waaraan we waarde hechten en waarvan het leven uiteindelijk in de breedst mogelijke zin afhankelijk is.

Momenteel is het invloedrijkste wereldbeeld met een sterke nadruk op vooruitgang wellicht dat van het techno-optimisme, dat de opvatting huldigt dat ’technologie, in combinatie met menselijke passie en vindingrijkheid, de sleutel is tot het ontsluiten van een betere wereld.'[30] Techno-optimisme is een hedendaagse versie van het vooruitgangsnarratief dat de afgelopen decennia ontstaan is in de volle verwachting van een revolutie op het vlak van geavanceerde digitale, biologische en productietechnologieën. Vooral de snelheid waarmee kunstmatige intelligentie (AI) zich momenteel ontwikkelt, heeft het techno-optimisme naar het centrum van het culturele discours over de toekomst gekatapulteerd. Naarmate de race om marktdominantie rond AI intensiever werd, is echter ook de bezorgdheid toegenomen over de gevolgen van AI voor de werkgelegenheid, de creatieve industrie, publieke betekenisgeving en zelfs het mogelijke uitsterven van de mensheid.[31] Deze bezorgdheid is zo wijdverspreid dat ze tot een tegenreactie geleid heeft van degenen die een sterke emotionele betrokkenheid hebben bij het vooruitgangsnarratief en, meer specifiek, bij hen die een grote financiële betrokkenheid hebben het succes van specifieke AI-ontwikkelaars.

Nu AI een vaste plek in het publieke bewustzijn heeft verworven, pleiten allerhande techno-optimisten voor variaties op het thema van meer technologische innovatie, en liefst zo snel mogelijk.[32] Voor sommigen haakt dit argument in op de bredere hoop dat technologie de mensheid van zichzelf zal redden. De propositie van de techno-optimisten luidt dat het klimaatprobleem opgelost kan worden door geo-engineering op planetaire schaal, dat het probleem van ziekte opgelost kan worden door nanotechnologie en genoombewerking en dat de problemen rond collectieve coördinatie opgelost kunnen worden door kunstmatige superintelligentie. Met name dit laatste vooruitzicht is uitermate verleidelijk, aangezien het een panacee in het vooruitzicht stelt voor al onze zorgen. De superintelligentie die in het verschiet ligt, zal in alle leerdomeinen over meer kennis beschikken dan mensen ooit kunnen vergaren en voor elk denkbaar probleem met oplossingen op de proppen komen.[33] De implicatie is dat we een morele verplichting hebben om hier zo snel mogelijk naartoe te werken.

In antwoord op de toenemende bezorgdheid en de steeds luidere oproepen tot terughoudendheid, was het vooral het bovenstaande morele appel dat het afgelopen jaar volop gepromoot werd. Aan de basis van het recente techno-optimistische perspectief ligt het concept van het accelerationisme: het idee dat de toenemende snelheid van technologische innovatie in laatste instantie onvermijdelijk en netto positief is.[34] Het accelerationistische perspectief kan als de voortzetting gezien worden van een lange trend in het westerse filosofische denken over de gecombineerde kracht van kapitalisme en technologie. De kernthese van het accelerationisme is dat door het opvoeren van het tempo van de kapitaalaccumulatie (en de daarmee gepaard gaande technologische innovatie), de ontwikkeling van de beschaving via een snelle opeenvolging van pijnlijke disrupties haar onvermijdelijke bestemming eerder bereikt dan via de trager verlopende wanorde en fragmentatie van het heden.[35] Dezelfde morele imperatief die hierboven in relatie tot AI werd beschreven, wordt ook veelvuldig toegepast op de versnelling van de technologische ontwikkeling in bredere zin: de pleitbezorgers stellen dat dit de goede en juiste handelwijze is, aangezien een versnelling van het groei- en innovatieproces het onrecht en lijden in het nu zal minimaliseren. De accelerationistische aanpak gaat echter voorbij aan de vraag hoe we kunnen voorkomen dat technologische oplossingen op de langere termijn alleen maar tot ergere problemen leiden. Ook gaat ze niet serieus in op de toenemende schaal en impact van haar negatieve externaliteiten.

In deze zin zijn de techno-optimistische en accelerationistische wereldbeelden slechts de zoveelste uitingsvormen van een onvolwassen idee van vooruitgang dat zich afwendt van de echte wereld ten faveure van een aanlokkelijk, maar onvolledig en – in laatste instantie – destructief narratief.


30. Deze definitie is ontleend aan: John Danaher, ‘Techno-Optimism: An Analysis, an Evaluation and a Modest Defence’ (Philosophy & Technology 35, no. 54, juni 2022). https://doi.org/10.1007/s13347-022-00550-2. Voor een kritische bespreking zie: ‘The Case Against Naive Technocapitalist Optimism’ (The Consilience Project, 1 augustus 2021). https://consilienceproject.org/the-case-against-naive-technocapitalist-optimism/.
31. ‘How to Worry Wisely about Artificial Intelligence’ (The Economist, 20 april 2023). www.economist.com/leaders/2023/04/20/how-to-worry-wisely-about-artificial-intelligence.
32. Zie bijvoorbeeld: ‘What is Effective Accelerationism?’ (EffectiveAcceleration.tech, 18 april 2024). https://effectiveacceleration.tech/; Marc Andreesen, ‘The Techno-Capitalist Manifesto’ (Marc Andreesen Substack, 16 oktober 2023). https://pmarca.substack.com/p/the-techno-optimist-manifesto.
33. Met het theoretische vooruitzicht van volledige hersenemulaties verwachten sommigen dat zelfs de dood (zoals we die kennen) door een combinatie van AI en biotechnologische ontwikkelingen overwonnen kan worden. Zie bijvoorbeeld: Robin Hanson, The Age of Em: Work, Love and Life when Robots Rule the Earth (New York: Oxford University Press, 2016).
34. Andy Beckett, ‘Accelerationism: How a Fringe Philosophy Predicted the Future We Live In’ (The Guardian, 11 mei 2017). www.theguardian.com/world/2017/may/11/accelerationism-how-a-fringe-philosophy-predicted-the-future-we-live-in.
35. Nick Land is een van de denkers die de meeste invloed heeft gehad op deze ideologie; hij is echter slechts een van een reeks filosofen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het accelerationistische wereldbeeld, onder wie ook Nick Bostrum, David Pearce, Ted Chu en Ray Kurzweil. Bepaalde aanverwante stromingen, waaronder het Extropianisme, hebben ook een vormende rol gespeeld bij het vestigen van de filosofische basis van het huidige moment. Zie: Nick Land, Fanged Noumena: Collected Writings 1987-2007 (London: Urbanomic, 2011); Max More, ‘Principles of Extropy: Version 3.11’ (The Extropy Institute, 2003). https://web.archive.org/web/20131015142449/http://extropy.org/principles.htm; David Pearce, The Hedonistic Imperative (2024). www.hedweb.com/hedonist.htm.

Het huidige debat over de veiligheid en het nut van AI-systemen vormt een weerspiegeling van het vermogen van geavanceerde technologieën om tot de menselijke verbeelding te spreken. Denk je aan de ongelooflijke beelden van het universum die de James Webb-ruimtetelescoop naar de aarde doorstraalt of de landing van rovers en minicopters op Mars, dan krijg je al snel het gevoel dat we deelgenoot zijn van een inspirerende vorm van vooruitgang. Tegelijkertijd moet ieder weldenkend mens ook erkennen dat er in dit tijdperk van geavanceerde geneeskunde en opwindende ruimteverkenningen een groot aantal pijnlijke realiteiten bestaan, waarbij we doorgaans minder graag stilstaan. Zo belanden er, ondanks (en ook dankzij) de krachtige vormen van wereldwijde traceer- en surveillancesystemen, elk jaar bijvoorbeeld nog altijd vele tienduizenden kinderen in de illegale sekshandel.[36] En sterven elke dag tientallen diersoorten uit als gevolg van onze handelingen.[37] En zitten er alleen al in de VS meer dieren in de vee-industrie opgesloten dan er mensen zijn op aarde, van wie de meeste een leven lang met opsluiting, stress en een dieronterende behandeling getormenteerd worden, vaak zonder ooit buiten te komen.[38]

Doe je een serieuze poging doen om alle goede en slechte effecten van ons huidige wereld-systeem in ogenschouw te nemen, dan is het verdraaid lastig om te goeder trouw te beweren dat iedereen in dezelfde mate van een inspirerende en gestage vooruitgang deelgenoot is. Zo’n beoordeling van de impact van onze vooruitgang kan al snel de indruk wekken dat we op sommige plaatsen goede effecten teweegbrengen en op andere slechte, en dat we de nadelige effecten simpelweg met een meer gerichte aanpak kunnen terugdringen en de goede kunnen optimaliseren. Dit is echter een benadering die eerder het symptoom bestrijdt dan de oorzaak. Het is namelijk cruciaal om te begrijpen dat in de manier waarop we vooruitgang definiëren en erover nadenken de slechte effecten de directe en indirecte resultaten zijn van de processen voor het ontwerpen en implementeren van wat de meeste mensen vandaag de dag als vooruitgang beschouwen – ze zitten als het ware in ons concept van vooruitgang ingebakken.

Tegenover elke positieve toepassing van een nieuwe technologie zijn vele voorbeelden te geven van schade die elders geëxternaliseerd wordt. Ons huidige begrip van vooruitgang bevat elementen die zowel waar en inspirerend zijn als onwaar en verwoestend. De pleitbezorgers van het vooruitgangsnarratief benadrukken doorgaans de positieve kanten, terwijl de meest gemarginaliseerde groepen in de samenleving er vaak aanmerkelijk kritischer tegenover staan, aangezien zij (en vaak hun ouders voor hen) het meest met de negatieve kanten ervan geconfronteerd worden.

Er zijn nog vele anderen wier stem minder gewicht in de schaal legt en die het vooruitgangsnarratief niet onderschrijven – alleen horen we hun perspectief gewoon niet zo vaak.[39]


36, Jordan Greenbaum et al., ‘Global Human Trafficking and Child Victimization’ (Pediatrics 140, no. 6, december 2017). https://doi.org/10.1542/peds.2017-3138. Zie ook het recentste rapport van de VN: ‘Global Report on Trafficking in Persons’ (United Nations Office on Drugs and Crime, 2022). www.unodc.org/unodc/data-and-analysis/glotip.html.
37. E.S. Brondizio et al., ‘Global Assessment Report on Biodiversity and Ecosystem Services of the Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services’ (IPBES secretariaat, 2019). https://doi.org/10.5281/zenodo.3831673.
38. Over de schaal van de intensieve landbouw en de vee-industrie zie: Lior Greenspoon et al., ‘The Global Biomass of Wild Mammals’ (PNAS 120, no. 10, februari 2023). https://www.pnas.org/doi/abs/10.1073/pnas.2204892120; Hannah Ritchie, ‘How Many Animals Are Factory-Farmed?’ (Our World in Data, 25 september 2023). https://ourworldindata.org/how-many-animals-are-factory-farmed.
39. Zie bijvoorbeeld: Vanessa Machedo de Oliveira, Hospicing Modernity: Facing Humanity’s Wrongs and the Implications for Social Activism (New York: Penguin Books, 2021).

Het is niet lastig om te begrijpen waarom de rijksten in de samenleving het vooruitgangsnarratief steunen.[40] Een leven van exclusieve luxe vol gecultiveerde schoonheid kan lange tijd een simulatie bieden van een echt zinvol leven. Maar waarom zouden ook zovele anderen het vooruitgangsnarratief omarmen, terwijl toch duidelijk is dat de wereld waarin ze leven in belangrijke opzichten slechter is dan die waarin hun ouders opgroeiden? Veel jonge mensen zijn momenteel bijvoorbeeld niet in staat om een huis kopen of zich gezondheidszorg veroorloven, terwijl hun ouders dat op dezelfde leeftijd wel konden.[41] Een korte blik op deze paradox komt wellicht uit bij de omvang en schaal van de hoeveelheid afleiding en entertainment waarmee jonge mensen nu omringd zijn, of wijst bijvoorbeeld op de kracht van hoop: de hoop dat de ervaringen waar je nu geen toegang toe hebt of die je je niet kunt veroorloven op een dag ook aan jou zullen toevallen, net zoals dat voor de rijkste 1 procent – de terechte aanhangers van het vooruitgangsnarratief – het geval is. Hoewel er ongetwijfeld nog vele andere redenen te bedenken zijn, biedt het fenomeen van het stockholmsyndroom een inzichtelijk perspectief om het geloof in het vooruitgangsnarratief in een tijd van achteruitgang te begrijpen. De metafoor van het stockholmsyndroom wordt gebruikt om schijnbaar contra-intuïtieve reacties en gedragingen te verklaren, zoals loyaliteit met en sympathie voor onderdrukkers – zowel in de context van gijzelingsscenario’s als van andere vormen van vrijheidsberoving. In een situatie van dwang hebben slachtoffers geen controle meer over hun veiligheid en welzijn, en zijn ze voor hun basisbehoeften volledig afhankelijk van hun ontvoerders. In extreme situaties kan deze emotionele verbondenheid met een onderdrukker als een copingmechanisme gezien worden.

Diegenen die duidelijk niet in gelijke of eerlijke mate van onze huidige vorm van vooruitgang profiteren, maar niettemin wel in het vooruitgangsnarratief geloven, kunnen als slachtoffers van het stockholmsyndroom worden beschouwd. Omdat ze feitelijk gevangen worden gehouden door het huidige wereld-systeem, reageren ze met positieve gevoelens op (en met een gevoel van gedeelde identiteit met) het systeem zelf, en deze gevoelens worden gebruikt om de cognitieve dissonantie op te lossen die uit de tegenstrijdigheden van hun situatie voortvloeit. We zitten ‘gevangen’ in de zin dat we weinig persoonlijke controle hebben over de richting van de wereld, en dus veranderen we onze perceptie van onze ‘gijzelnemer’ door hem in een positiever daglicht te plaatsen. Ook kunnen we misschien tot een besef komen van hoe de wereld werkt en daaruit de conclusie trekken dat er slechts twee scenario’s of rollen voor ons openstaan: die van de onderdrukker of die van de onderdrukte. Daarbij kan een psychologische toestand waarin je je met de rol van de onderdrukker identificeert verkieselijk lijken, omdat het vooruitzicht voor altijd tot de rol van de onderdrukte gedoemd te zijn, te pijnlijk is om te accepteren. Zoals in Deel I werd opgemerkt, is het veel makkelijker om een wereldbeeld aan te hangen dat de belofte in zich draagt dat de lasten van het heden in de toekomst lichter zullen zijn. De dagelijkse ervaring van je onderdrukt te weten, is daarentegen veel zwaarder om te dragen – en we zullen sowieso al het gevoel hebben dat we niet bij machte zijn om er iets aan te veranderen.

Ook is het zo dat het in een wereld vol gemakken en gerief verleidelijk kan zijn om je te richten op het comfort dat de moderniteit bieden heeft, zodat je niet al te zeer met het gebrek aan betekenis en vervulling geconfronteerd wordt. Genietingen die je nooit ervaren hebt, die je nooit gezien of je je zelfs nooit verbeeld hebt, kan je ook niet missen. Maar heb je ze ooit wel ervaren, hoe vluchtig ook, dan geef je die niet gemakkelijk op. Hoe belastender de dagelijkse sleur van het leven, hoe meer we de verslavende hit nodig hebben – de schermen, het swipen, het scrollen, de oneindige hoeveelheid entertainment, de jacht op de meeste likes op de sociale media, de optimalisatie van je productiviteit, de alomtegenwoordige porno, al dat geraffineerde suiker, het thuisbezorgde fastfood – om ons afgeleid en kortstondig bevredigd te houden. Al deze gemakken leiden tot almaar meer obesitas en paniekstoornissen, en ondermijnen ons basale vermogen om thuis ons eigen eten te bereiden, intieme relaties aan te gaan en bevredigende sociale contacten te onderhouden. Ook wordt het ons steeds gemakkelijker gemaakt om te ontsnappen in een op maat gemaakte digitale wereld, zodat we niet over de kosten en de problemen van de echte wereld hoeven na te denken. Voor anderen is de uitweg gelegen in een voortdurende focus op presteren en streven naar status, en onze waarde te bewijzen door anderen in het spel te behendig af te zijn.

Net als bij de meeste andere verslavende ervaringen het geval is, maken deze hits ons er niet gezonder of gelukkiger op – en toch zijn we, net als de verslaafde, bereid om de prijs te betalen, zelfs als die prijs misschien wel ons leven zelf is. Op zijn allerminst wordt de prijs die we hiervoor betalen onttrokken aan de betekenis en de kwaliteit van de korte tijd dat we, eenmalig. hier op aarde mogen vertoeven.


40. We gebruiken de term ‘stockholmsyndroom’ in de breedste zin van het woord. We hadden ook andere concepten uit de psychologie kunnen gebruiken, zoals traumahechting of codependentie.
41. ‘My Parents in Their Thirties’ (iFunny, 2024). https://ifunny.co/picture/my-parents-in-their-guess-can-t-afford-to-have-J2PlV9Xo8?s=cl.

Sommige van de indrukwekkendste voorbeelden van technologische innovatie veroorzaken de grootste schade. De batterij in het apparaat waarop je deze woorden leest, bevat kobalt dat momenteel voornamelijk door kinderen gedolven wordt en dat afhankelijk is van gewelddadige milities en de kaalslag van regenwouden.[42] De productie, het gebruik en de (afval)verwerking van deze zelfde apparaten leveren een reeks bekende giftige bijproducten op, waarvan vele geassocieerd worden met ziekten die langdurige behandelingen en een slepend sterfbed tot gevolg hebben.[43] Deze ongemakkelijke realiteiten maken ook deel uit van de wereld die door ons huidige idee van vooruitgang gevormd is; een wereld die voor sommigen heel wat beter uitpakt dan voor anderen. Degenen die de voordelen van onze huidige innovatie accepteren, zullen ook moeten accepteren dat deze positie in laatste instantie moreel onhoudbaar is. Maar ook als je het alleen door een pragmatische lens beziet, is het onwaarschijnlijk dat de mensheid dit kan overleven. Op de lange termijn kan een ideologie die uitmondt in een ongebreidelde exponentiële technologische ontwikkeling op een eindige planeet, alleen maar resulteren in negatieve externaliteiten die zo ernstig zijn dat ze de biosfeer naar een catastrofaal breekpunt drijven.

Sommige techno-optimisten opperen dat er geavanceerde technologische ontsnappingsroutes bestaan om aan een ineenstorting van de beschaving of een funeste ontwrichting van de planeet te ontkomen. Miljardairs laten enorme ondergrondse bunkers bouwen.[44] Anderen maken plannen voor een bestaan op Mars of het uploaden van hun geest naar de cloud. Maar om deze toekomstdromen te kunnen verwezenlijken moet de aarde wel in een leefbare vorm behouden blijven. Afgezien van de vraag of het technisch mogelijk is, vereist een ‘onstoffelijk’ bestaan in de digitale wereld nog altijd een fysieke infrastructuur, evenals alle benodigde toeleveringsketens, een sociaal contract en die instellingen die nodig zijn om die digitale wereld eeuwig in stand te houden. Dit is slechts een van de vele redenen waarom we voortdurend moeten streven naar een veelomvattend perspectief om het volledige scala aan effecten te begrijpen dat onze handelingen in de wereld teweegbrengt.

Wil de techno-optimistische droom werkelijkheid worden, dan moeten de natuurlijke systemen waarop die gebaseerd is gezond en veerkrachtig zijn en goed bestuurd worden.


42. Benjamin Sovacool, ‘When Subterranean Slavery Supports Sustainability Transitions? Power, Patriarchy, and Child Labor in Artisanal Congolese Cobalt Mining’ (The Extractive Industries and Society 8, no. 1, maart 2021). https://doi.org/10.1016/j.exis.2020.11.018; Melati Kaye, ‘Deforestation from Mining in the Congo More Than A Hole in the Canopy’ (Forest News, 16 juli 2012) https://forestsnews.cifor.org/10221/deforestation-from-mining-in-the-congo-more-than-a-hole-in-the-canopy?fnl=en.
43. Nipoon Gupta, Amber Trivedi en Subrata Hait, ‘Material Composition and Associated Toxicological Impact Assessment of Mobile Phones’ (Journal of Environmental Chemical Engineering 9, no. 1, februari 2021). https://doi.org/10.1016/j.jece.2020.104603; Yingjun Wu et al., ‘Toxic Metals in Particulate Matter and Health Risks in an E-Waste Dismantling Park and Its Surrounding Areas: Analysis of Three PM Size Groups’ (International Journal of Environmental Research and Public Health 19, no. 22, november 2022). https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC9691227/; David Shield, ‘Research Finds Potentially Toxic Chemicals Used in Smartphones and TVs Escaping into Environment’ (CBC News, 17 december 2019) https://www.cbc.ca/news/canada/saskatoon/research-sask-chemicals-smartphone-screens-1.5399555. Zie ook: Huijun Su et al., ‘Persistent, Bioaccumulative, and Toxic Properties of Liquid Crystal Monomers and Their Detection in Indoor Residential Dust’ (PNAS 116, no. 52, december 2019). https://doi.org/10.1073/pnas.1915322116.
44. Elizabeth Stamp, ‘Billionaire Bunkers: How the 1% Are Preparing for the Apocalypse’ (CNN, 7 augustus 2019). https://edition.cnn.com/style/article/doomsday-luxury-bunkers/index.html.

Of we een met gezond of een ongezond type ‘voortgang’ van doen hebben, wordt in laatste instantie bepaald door de fundamentele drijfveren van het menselijk gedrag, waaronder onze drijfveren om wat voor handelingen dan ook in de wereld te verrichten. Prikkels kunnen pervers genoemd worden wanneer ze schade toebrengen aan andere aspecten van de werkelijkheid, waaraan we waarde hechten of waarvan we afhankelijk zijn; de prikkel tot winstmaximalisatie is bijvoorbeeld pervers wanneer die tot een intensivering van de industriële vervuiling leidt.

Perverse prikkels treden op wanneer mensen worden aangemoedigd om bepaalde handelingen te verrichten (zoals het uitvoeren van een taak of het oplossen van een probleem) door daar de belofte van een beloning tegenover te stellen; met andere woorden, perverse prikkels worden gedreven door een extrinsieke motivatie. Proberen we mensen dingen te laten doen waartoe ze niet intrinsiek gemotiveerd zijn, dan moeten we een beloning bieden om ze tot de gewenste handelingen over te halen. De meeste mensen zijn extrinsiek gemotiveerd om elke dag naar hun werk te gaan om er hun boterham te verdienen, en niet per se omdat dit nu precies is hoe ze – als ze iets te kiezen hadden – het liefst hun tijd zouden doorbrengen. De wereld draait grotendeels op extrinsieke motivatie, en wenden we vooral deze vorm van motivatie aan om menselijke activiteiten te sturen, dan hebben we de neiging om de gewenste resultaten te eng te definiëren. Iets ’te eng’ definiëren betekent dat we de systemen waarin dat iets is ingebed en de relaties waarvan dat iets afhankelijk is voor lief nemen. Tot dat iets behoren ook de realiteit van de natuur, de eindigheid van de biosfeer waaruit alles is opgebouwd en de manieren waarop dat iets het menselijk lichaam en de menselijke geest beïnvloedt en verandert. In menselijke systemen zijn perverse prikkels een veel voorkomend fenomeen: ons bestuurlijke systeem dwingt politici om meer gewicht te geven aan de korte termijn – de volgende verkiezingen – dan aan positieve resultaten op de lange termijn die de hele bevolking ten goede komen; gestuurd door verzekeraars, beleid en farmaceutische lobby’s wordt ons gezondheidszorgsysteem aangemoedigd om voorrang te verlenen aan behandelingen met hoge winstmarges boven preventieve of effectievere interventies.

De schadelijke neveneffecten van onze huidige vorm van vooruitgang worden veroorzaakt door de perverse prikkels die ingebed zijn in grootschalige menselijke systemen. Wanneer iemand in de samenleving een weloverwogen handeling verricht om een bepaald voordeel te behalen, kan er een competitie ontstaan waarbij anderen proberen om vergelijkbare voordelen te behalen. Naarmate de wedijver tussen de deelnemers in omvang toeneemt, kan er een ‘valkuil’ ontstaan waarbij andere waardevolle zaken (zoals tijd om te rusten of de bescherming van het plaatselijke milieu) worden opgeofferd aan kortetermijnwinsten. Na verloop van tijd nemen deze voordelen af en gaan ze gepaard met almaar ernstigere externaliteiten. Naarmate er meer van waarde wordt opgeofferd, is iedereen uiteindelijk slechter af dan wanneer die initiële handeling niet verricht was.[45] De sociale media vormen opnieuw een goede illustratie van hoe deze dynamiek werkt: de introductie in 2017 door TikTok van zeer korte en uitermate attractieve video’s zoog gebruikers weg bij concurrenten als Instagram en YouTube, waardoor ook zij gedwongen werden om kortere, ‘pakkendere’ inhoud te verkiezen boven langere video’s of stilstaande beelden.[46] De negatieve effecten van deze neerwaartse ‘aandachtsspiraal’ worden afgewenteld op de gebruikers, waardoor hun aandachtsspanne nog verder achteruit holt en de sociale media overspoeld worden met almaar simpelere, verslavendere en ongenuanceerdere inhoud. Het eindeloze gescroll van steeds kortere video’s ondermijnt het vermogen tot betekenisvolle cognitieve betrokkenheid en emotionele diepgang; leidt tot een overmatige versimpeling van complexe kwesties; bevoordeelt ‘show’ boven een authentieke uitwisseling van ideeën; en draagt bij aan polarisatie.

Deze valkuilen drijven ons in de richting van een wereld waarin de baten worden geïnternaliseerd en de kosten geëxternaliseerd. Dit resulteert in het type valse vooruitgang dat we nu kennen: ‘vooruitgang’ die een narratief nodig heeft dat gevoed moet worden door eenzijdig geselecteerde voorbeelden – een narratief dat het empathisch vermogen uitholt door de schade die het aanricht te bagatelliseren en dat een flinke dosis gemotiveerd redeneren vereist om eraan vast te kunnen blijven houden.[47] Het is veel makkelijker om vooruitgang te bereiken die haar schadelijke externaliteiten negeert dan om tot een vorm van vooruitgang te komen die de kosten wel verdisconteert, om de simpelere reden dat degenen die hun (schaarse) middelen besteden aan het internaliseren van de kosten, weggeconcurreerd worden door degenen die dat niet doen.

Echte vooruitgang vereist het internaliseren van externaliteiten, het vermijden van sociale valkuilen en een frisse blik op hoe we over het oplossen van problemen en technologie in het algemeen nadenken. Het is niet mogelijk om echte, authentieke vooruitgang te boeken in de aanwezigheid van de huidige onvolwassen nepversie, dus staan we voor een keuze: of we streven gezamenlijk naar echte vooruitgang of we racen al rivaliserend naar de rand van de afgrond.


45. Voor een heldere uiteenzetting van dit principe zie: Scott Alexander, ‘Meditations on Moloch’ (Star Slate Codex, 30 juli 2014). https://slatestarcodex.com/2014/07/30/meditations-on-moloch/.
46. ‘TikTok’ (Encyclopaedia Britannica, 1 juli 2024). www.britannica.com/topic/TikTok.
47. Gemotiveerd redeneren verwijst naar het fenomeen waarbij mensen ’tot de conclusie komen waartoe ze willen komen tijdens het construeren en evalueren van overtuigingen.’ Zie: Ben M. Tappin en Stephen Gadsby, ‘Motivated Reasoning in Social Science & Medicine’ (Science Direct, 2020). www.sciencedirect.com/topics/psychology/motivated-reasoning.

Aangezien de prikkel om externaliteiten te internaliseren niet iets is wat vanzelf in markten ontstaat, moeten perverse prikkels door een externe kracht beteugeld worden. Wetgeving is het standaardkader voor het in toom houden van perverse prikkels. Een klassiek voorbeeld is het probleem van milieuverontreiniging: het is allicht goedkoper om het afval van je productieproces in een nabijgelegen rivier te dumpen – en als het voortbestaan van je bedrijf en de veiligheid van je gezin op het spel staan, kan dit weleens een aantrekkelijke optie zijn. Het stilzwijgend afwentelen van deze kosten op het milieu (en daarmee op alle andere mensen) is lange tijd staande praktijk geweest. In een democratische samenleving, waarin de wet geacht wordt de collectieve wil van de bevolking te vertegenwoordigen, is het de rol van de wet om hierin in te grijpen en dergelijke daden te ontmoedigen.

Wetshandhaving is hét middel aan de hand waarvan de overheid de activiteiten van de markt ‘in toom’ tracht te houden en poogt om paal en perk te stellen aan een winststreven dat schadelijk, onrechtvaardig of op vormen van uitbuiting gebaseerd is. In de democratische theorie verklaart het parlement – een parlement van het volk, voor het volk en door het volk, die zijn collectieve waarden en wil vertegenwoordigt – sommige activiteiten onwettig en belast of beboet het sommige andere, zowel om ze te ontmoedigen als om (financiële) genoegdoening te eisen in het geval ze toch plaatsvinden. Maar de markt is allesbehalve een passieve partner. Diegenen die op de markt opereren hebben een prikkel om manieren te vinden om de overheid (en daarmee de wet) te beïnvloeden. Tenzij de bevolking de overheid ‘in toom’ houdt (dat wil zeggen, actief naar manieren zoekt om de activiteiten van de staat te begrijpen en te contextualiseren), zal de markt zich inspannen om het wettelijk toezicht op marktactiviteiten aan te passen.

In de eenentwintigste-eeuwse Amerikaanse democratie heeft de mening van gewone burgers vrijwel geen invloed op het overheidsbeleid, terwijl de uitkomsten van het wetgevende proces nauw gecorreleerd zijn aan de hoeveelheid lobby-dollars en de meningen van economische elites.[48] Het volgende voorbeeld illustreert hoe de markt de staat in haar greep houdt: privébedrijven nemen advocaten in dienst om wetten te schrijven die in hun belang zijn, en diezelfde bedrijven betalen lobbyisten om druk uit te oefenen op de staat om deze wetten aan te nemen. Ook maakt de markt gebruik van de praktijk van de ‘draaideur’, waarbij mensen met ervaring (en vaak gevestigde belangen) binnen de industriesector in dienst komen van de staat om die industrieën te reguleren waarvoor ze zelf gewerkt hebben (denk aan de recente oprichting van de AI Safety and Security Board in het ministerie voor Binnenlandse Veiligheid).[49]

Op een vergelijkbare manier hopen veel mensen die carrière maken binnen de overheid hun loopbaan te beëindigen met een lucratieve functie in de industrieën die ze reguleren, en dat vooruitzicht is er niet bij gebaat om in hun rol bij de overheid al te veel tijd te besteden aan het instellen van een stringent regelgevend toezicht.


48. Brendan James, ‘Princeton Study: U.S. No Longer An Actual Democracy’ (Talking Points Memo, 18 april 2014). https://talkingpointsmemo.com/livewire/princeton-experts-say-us-no-longer-democracy.
49. Jonathan Grieg, ‘DHS announces AI safety board with OpenAI founder, CEOs of Microsoft, Nvidia'( The Record Media, 26 april 2024). https://therecord.media/dhs-artificial-intelligence-safety-security-board-announcement.

Publiek-private samenwerking (PPS) vormt een ander instrument voor de beïnvloeding van de markt. Een PPS is een juridische samenwerkingsvorm tussen de staat en de privésector om gemeenschappelijke doelen na te streven, maar wie de meest begunstigde partner is wordt doorgaans bepaald door wie de operationele overeenkomst schrijft die de basis vormt van de PPS-activiteiten. Met haar grotere financiële armslag kan de privésector zich advocaten veroorloven die net wat beter in staat zijn om heel subtiel gunstige voorwaarden en juridische mazen en lacunes in de contracten in te voeren die op zich al zo lang en complex zijn dat maar een enkeling over de competentie beschikt om ze volledig te doorgronden. De financiering van verkiezingscampagnes is een ander belangrijk instrument om overheidsactiviteiten voor privébelangen te beïnvloeden. In meer of mindere mate kopen partijdonaties toegang tot en invloed op diegenen die uiteindelijk bepalen welke wetten worden aangenomen en welke bedrijven of sectoren van de economie genereuze subsidies ontvangen of op het vlak van belastingheffing ontzien worden. Deze lijst kan nog worden uitgebreid met de ontzagwekkende omvang van de (zeer succesvolle ) lobbyactiviteiten van bedrijven, gerichte belastingkredieten en de rol van politieke invloed bij het toekennen van overheidscontracten.

De hierboven en in de vorige aflevering beschreven manieren om de overheid in de greep te krijgen, laten zien hoe de financiële macht haar stempel drukt op de juridische macht. Perkt de wet bepaalde activiteiten in, dan zijn dit de routes waarlangs je met behulp van je financiële macht – en overigens zonder dat er regelrechte steekpenningen aan te pas hoeven te komen – veranderingen in de wet kunt bewerkstelligen. Dit verschaft het grote geld dus de macht om de juridische beteugeling van perverse prikkels te doorbreken of te omzeilen. Sterker nog, in verschillende industriële sectoren is lobbyen voor een wetswijziging de kapitaalinvestering met het hoogste potentiële rendement. Zo heeft een lobby-investering van een paar miljoen dollar in nieuwe landbouwsubsidies ertoe geleid dat enkele grote agrarische ondernemingen niet langer winstgevend hoeven te zijn om zichzelf te bedruipen; en kan de farmaceutische industrie haar uitgave van honderden miljoenen dollars aan lobbyactiviteiten rechtvaardigen door de wetgeving zo te herschrijven dat ze zich beschermt weet tegen collectieve rechtszaken die in de miljarden kunnen lopen.[50]

Tegelijkertijd moet de wet voortdurend de wereld proberen te begrijpen die ze geacht wordt te reguleren, zodat ze kan bepalen welke delen haar bescherming nodig hebben. De snelheid van de technologische innovatie overtreft nu verre het vermogen van onze juridische instellingen om de veranderingen te begrijpen en daar snel op in te spelen. In bepaalde marktsectoren is de wet is niet (langer) effectief in het beteugelen van schadelijke activiteiten, bijvoorbeeld omdat ze die niet meer duidelijk modelmatig in beeld kan brengen (en zelfs in die sectoren waarin ze dat wel kan, kan de wet door de inmenging van gevestigde belangen en pogingen om haar toezicht te beïnvloeden toch ontoereikend zijn). Deze situatie kan omschreven worden als ontoereikende regelgeving: de regelgeving is ontoereikend wanneer regels en wetten onvoldoende efficiënt of compleet zijn. Veel wettelijke kaders zijn ontworpen met een gedeeltelijke kennis van en inzicht in de zaken die ze beogen te reguleren, en dit wordt een almaar nijpender probleem. Voorbeelden hiervan zie je opnieuw terug in de ontwikkeling van de sociale media. De wet kon de schaal en het tempo van de door de sociale-mediaplatformen in gang gezette veranderingen niet bijbenen (denk aan politieke inmenging, gevolgen voor de geestelijke gezondheid, de informatieoorlog tussen staten, enzovoort), en toen de gevolgen aan het licht kwamen, waren er al vele miljarden dollars geïnvesteerd, verdienden talloze mensen er al hun boterham mee en waren de leefgewoontes al veranderd.

De ‘vooruitgang’ en de schadelijke gevolgen ervan konden niet meer ongedaan worden gemaakt.


50. Over landbouwsubsidies zie: ‘Financing the Global Sharing Economy, Part Three (6): End Support for Agribusiness’ (Share the World’s Resources, 1 oktober 2012). https://sharing.org/information-centre/reports/financing-global-sharing-economy-part-three-6-end-support. Over de lobby van farmaceutische industrie zie: ‘Pharma Lobbying Held Deep Influence over Opioid Policies ‘(The Center for Public Integrity, 18 september 2016). https://publicintegrity.org/politics/state-politics/pharma-lobbying-held-deep-influence-over-opioid-policies/.

De perverse prikkels die ten grondslag liggen aan onze systemen van sociale organisatie, vormen een forse uitdaging voor wie een nieuwe invulling wil geven aan het concept van vooruitgang en ervoor wil zorgen dat ze voor holistische verbetering komt te staan. Willen we tot een meer volwassen relatie met het concept van vooruitgang komen, dan moet er aan een aantal criteria voldaan worden. Om te beginnen moeten onze handelingen in de wereld rekening houden met alle belanghebbenden die erdoor geraakt worden. Dat betekent dat we ook andere waarden mee laten wegen, die in het proces van het creëren van een nieuw product, innovatie of verandering of bij het nastreven van de eigen beperkte waardeset geschaad kunnen worden. We moeten dus het totale rimpel- of uitwaaiereffect van onze handelingen in de wereld in het oog houden en ons daarbij vragen stellen als: welke andere aspecten van de werkelijkheid worden door deze handelingen beïnvloed en op welke termijn? Wat zijn de eerste-, tweede-, derde- en n-de-orde effecten van deze activiteit?

Deze benadering is geworteld in een geest van bekommernis om de fundamentele waarde van de werkelijkheid, die voldoende groot is om te kunnen zien, of vooraf in te schatten, op welke manieren die geschaad kan worden. Net als bij volwassenheid in menselijke relaties, houdt volwassenheid met betrekking tot vooruitgang noodzakelijkerwijs in dat er zorg wordt gedragen voor en aandacht wordt besteed aan – om dan pas veranderingen door te voeren die de geïdentificeerde problemen aanpakken. Het onderliggende doel moet zijn om op zo’n manier te innoveren dat ze netto neutraal tot netto positief uitpakt voor alles wat door onze veranderingen in de wereld geraakt wordt, zowel nu als in de toekomst.

Wordt een verandering in de wereld gemeten en geoptimaliseerd aan de hand van een reeks strak gedefinieerde maatstaven – dat wil zeggen, maatstaven die geen rekening houden met alles wat die verandering in ruimte en tijd teweegbrengt – dan geeft dit aan dat de verandering die doorgevoerd wordt negatieve externaliteiten zal voortbrengen en dat ze dus pervers is. Wil een verandering gelijk staan aan vooruitgang, dan moeten haar externaliteiten, voor zover redelijkerwijs mogelijk, systematisch geïdentificeerd en geïnternaliseerd worden.

Haar onderliggende prikkels moeten ingeperkt worden door en verbonden zijn met het welzijn van alles wat leeft en daarbij dient het sociale contract van de samenleving, dat mensen beweegt om op grote schaal samen te werken, gehandhaafd en beschermd te worden.

Maar wat motiveert ons om überhaupt iets te doen? Waar prikkels gezien kunnen worden als externe redenen om een bepaalde handeling te verrichten, zijn we ook onderhevig aan interne motivaties of drijfveren die ons gedrag sturen.[51] Onder onze motivaties liggen onze verlangens. Wanneer we naar iets verlangen, zijn we gemotiveerd om dat na te streven, wat weer veruiterlijkt wordt in onze handelingen en gedragingen in de wereld.

Kijk je naar het brede spectrum van menselijke behoeften (zoals voedsel en onderdak, veiligheid en zekerheid, liefde en verbondenheid, enzovoort), dan geeft je dat een basaal inzicht in de oorsprong van de verlangens waaruit onze motivaties voortkomen.[52] Tijdens onze kindertijd zijn we (volkomen) afhankelijk van de mensen om ons heen, van de natuurlijke wereld en van de systemen die ons in leven houden en in onze behoeften voorzien. We hebben ons gezin nodig om ons te voeden, ons veilig te houden en ons geliefd en verbonden te weten met de wereld waarin we geboren zijn. Blijven deze behoeften tijdens onze jeugd onvervuld, dan verdwijnen die niet zomaar als we volwassen zijn. Velen van ons dragen de sporen van de onvervulde behoeften uit onze kindertijd – meestal die aan veiligheid, liefde en verbondenheid – voor de rest van ons leven met zich mee, waardoor die onvervulde behoeften ons gedrag kunnen sturen en aanleiding kunnen geven tot ‘ongezonde’ (of onvolwassen) motivaties. Wanneer het verlangen naar verbondenheid, waardering en erkenning door onze gezinsleden en leeftijdsgenoten niet vervuld wordt (of alleen voorwaardelijk vervuld wordt in ruil voor specifieke gedragingen en prestaties), belanden we in een staat van afgescheidenheid van de mensen en de grotere wereld om ons heen.

Een verlangen dat ontspruit in een staat van niet-verbondenheid zorgt doorgaans voor problemen. Dit komt doordat met het ontbreken van verbondenheid ook de wil ontbreekt om gespitst te zijn op en zorg te dragen voor de andere gevolgen die onze verlangens in de wereld teweegbrengen. In een staat van niet-verbondenheid houden we alleen in de engste zin van het woord rekening met de consequenties van onze handelingen: dat wil zeggen, de gevolgen voor onszelf en op een tijdschaal die voor ons en onze doeleinden het relevantst is. Mensen zijn sociale primaten en wanneer onze relaties in kwalitatieve zin slecht of verstoord zijn, dan kunnen onze verlangens pathologische trekken aannemen, terwijl we de leegte proberen te vullen die het gevolg is van ons gebrek aan verbondenheid. In dat geval stuurt het vullen van die leegte onze keuzes en handelingen, en slagen we er vaak niet in om voldoende rekening te houden met de manieren waarop die keuzes en handelingen anderen zullen beïnvloeden. Een vroege stap in de geestelijke ontwikkeling naar volwassenheid is het besef dat onze verlangens vaak niet verbonden zijn met anderen en met de wereld om ons heen, en dat de handelingen die uit onvolwassen verlangens voortkomen schade veroorzaken.

Verlangens die ontspringen in een persoon die zich verbonden weet met zichzelf, met andere wezens en met de wereld in bredere zin, zullen rekening houden met hoe ze intrinsiek verbonden zijn met de verlangens van ieder ander. Het verlangen dat een moeder koestert naar het welzijn van haar kind, is een voorbeeld van een verlangen dat ontstaat in verbondenheid. Dat verlangen komt voort uit het ontbreken van rivaliteit en de diepe vervulling die gepaard gaat met het dienstbaar zijn aan de behoeften van het kind. Dit is een voorbeeld van volwassen motivatie of drijfveer die voortkomt uit een verlangen dat geworteld is in de verbondenheid met een ander wezen. De handelingen die een moeder verricht voor het welzijn van haar kind, weerspiegelen een holistisch begrip van wat goed is voor het kind, haar omgeving en haar gemeenschap, zowel nu als in de toekomst. Dit is het soort verlangen dat, als er naar gehandeld wordt, tot waarachtige, authentieke vooruitgang leidt.

De veranderingen die we onder het mom van het vooruitgangsnarratief in de wereld aanbrengen, worden zelden gedreven door een volwassen verlangen naar een verbetering van de omstandigheden van de hele mensheid en van alles wat leeft. In plaats daarvan worden ze veel vaker aangespoord door een reeks onvolwassen verlangens, zoals basale nieuwsgierigheid, een roekeloos verlangen om te zien wat er aan de werkelijkheid veranderd kan worden zonder zich om de prijs te bekommeren die anderen daarvoor betalen of een verlangen naar geld of status, of om als de slimste of succesvolste gezien te worden.

Op een dieper niveau kunnen onze motivaties in het ongezonde verlangen geworteld zijn om jezelf tegenover je ouders of gezagsdragers te bewijzen teneinde je waarde als mens te demonstreren, of als een uiting van de hoop dat het bereiken hiervan de innerlijke leegte zal vullen die zich nauwelijks in woorden laat vangen, maar die niettemin altijd aanwezig is.


51. Motivaties worden doorgaans gedefinieerd als extern of intern, maar voor onze doeleinden kunnen de meeste definities van ‘externe motivatie’ als grofweg synoniem worden beschouwd met ‘prikkel’. Hier gebruiken we de term ‘prikkel’ wanneer we het over externe redenen hebben om een handeling te verrichten en ‘motivatie’ wanneer het een interne drijfveer betreft.
52. De beknopte lijst van behoeften die hier wordt geschetst is ontleend aan de Piramide van Maslow, al is dit model hier slechts ter illustratie gebruikt. Om het even welk ander model om menselijke behoeften in kaart te brengen en te begrijpen zou hier eveneens hebben volstaan. Zie: Saul Mcleod, ‘Maslow’s Hierarchy of Needs’ (Simply Psychology, 24 januari 2024). https://www.simplypsychology.org/maslow.html.

Onvolwassenheid in onze verlangens en motivatie heeft nog nooit zulke verstrekkende consequenties gehad als nu. De mensheid beschikt over het vermogen om op een grotere schaal dan ooit tevoren in de wereld in te grijpen, en toch is niemand van ons als individu op een betekenisvolle manier verbonden met de gevolgen van onze handelingen. Voordat ze deel uitmaken van onze werkelijkheid, zijn de meeste objecten waarmee we ons omringen het product van wereldomspannende toeleverings- en distributieketens. We leven in een wereld waarin de verbinding tussen onze zintuigen en onze handelingen verbroken is, in de zin dat we de gevolgen van onze keuzes of beslissingen niet kunnen zien of voelen. Wanneer we het licht aandoen, weten we veelal niet waar de energie precies vandaan komt – of die elektriciteit door een windturbine of een kern-, gas- of kolencentrale is opgewekt. En in het laatste geval is ons doorgaans niet bekend of die steenkool uit China, India of Wyoming afkomstig is. En welke bomen gekapt moesten worden voor de bouw van de mijn waaruit de steenkool gedolven is en welke ecosystemen daarvoor vernietigd zijn. Of welke niet-menselijke medebewoners van deze planeet hun leven hebben moet geven om plaats te maken voor de energie die met één druk op de knop onder ons handbereik is. Wanneer we ons niet gewaar kunnen worden van de gevolgen van onze handelingen en keuzes, stellen we ook onvoldoende belang in de vraag of die consequenties goed of slecht zijn en kunnen we daardoor medeplichtig worden aan het veroorzaken van schade.

Toen we nog in stamverband leefden, werden we rechtstreeks met de gevolgen van al onze handelingen en beslissingen geconfronteerd. Besloot een stam of band om de eigen omgeving te vervuilen, dan werd die met de neus op de gevolgen gedrukt, al was het maar dat ze naar elders moest trekken om eraan te ontkomen. In ons huidige, wereldomspannende systeem worden we ons nauwelijks gewaar van de gevolgen van onze keuzes en handelingen, en is onze verbinding met de manier waarop die op de wereld inwerken verstoord geraakt. En naar elders trekken om eraan te ontkomen zit er ook niet meer in.

Een volwassen motivatie zal de onderliggende waarden herkennen die door onze verlangens gediend worden en daarin een zorgvuldige afweging maken. Ook gaat een volwassen motivatie gepaard met een volwassen ego, een stadium van persoonlijke ontwikkeling waarin we voor onszelf kunnen onderkennen dat sommige drijfveren meer te maken hebben met onmiddellijke individuele (behoeften)bevrediging dan met het vervullen van constructieve doelen met een maatschappelijk nut. We zijn allemaal het product van een groepsverband en zijn en blijven op de meest betekenisvolle manier volkomen afhankelijk van het complexe web van mensen, organismen, elementen en systemen die onze omgeving vormen.[53] Terwijl je je in de baarmoeder van je moeder ontwikkelde, was je op het meest fundamentele niveau afhankelijk van haar. Het is een illusie om te denken dat dergelijke vormen van onderlinge verbondenheid bij de geboorte ophouden te bestaan.

Tijdens ons hele leven – vanaf de conceptie tot op dit moment, zelfs in tijden van bijna totale afzondering of eenzaamheid – zijn we voor ons overleven te allen tijde afhankelijk van de mensen om ons heen, van de systemen die in onze behoeften voorzien en van de basisfundamenten van de natuur.


53. Zie bijvoorbeeld: Siri Hustvedt, Mothers, Fathers, and Others: Essays (New York: Simon & Schuster, 2021).

Probeer je eens voor te stellen wie je zou zijn zonder planten. Zonder planten is er geen atmosfeer om in te ademen, geen voedselketen, geen dieren, geen jij. Zonder planten zou je niet kunnen bestaan, en datzelfde geldt voor de bodem, de lucht, het water, het microbiële leven, schimmels, het zwaartekrachtsveld van de aarde, de zon – het geldt voor bijna elk onderdeel van het levensweb waarin jij onlosmakelijk bent ingebed. Wie zou je zijn zonder de biosfeer en alles wat erin leeft? Ons bestaan is volkomen afhankelijk van talloze zaken die we niet in de definitie van ons ‘zelf’ opnemen. Maar is het ‘zelfgevoel’ gebaseerd op een dergelijk onvolledig denken, dan is het een kleine stap om onszelf te bevoordelen ten koste van de zaken waarvan we afhankelijk zijn. Het ‘ik’ is geen zinvol concept zonder het ‘wij’.[54] Ze vallen samen, en een type vooruitgang dat blind is voor deze onderlinge verbondenheid loopt onvermijdelijk het risico om die zaken kapot te maken die we nodig hebben om te overleven en de fundamentele aspecten te ondermijnen van wat het werkelijk betekent om mens te zijn. Een volwassen vooruitgangsconcept onderkent deze realiteit in zijn ontwerp zowel als in zijn uitvoering.

Zodra menselijke samenlevingen in omvang toenemen, is het mogelijk om de schadelijke effecten van je activiteiten op anderen in het systeem af te wentelen, en wel op een manier die bij een kleinschaligere samenleving niet mogelijk was geweest. Soms gaan morele mensen deel uitmaken van immorele machines. Toen mensen op kleinere schaal en in stamverband leefden, liepen pogingen om externaliteiten op anderen af te wentelen onmiddellijk in het oog en werden er mechanismen ontwikkeld om gedragingen te corrigeren die de groep schade toebracht. Bereikt de samenleving een grotere schaal, dan moeten deze correctiemechanismen vervangen worden door wetten en wetshandhaving. Maar zoals we gezien hebben, falen deze correctiemechanismen wanneer wetten gekocht kunnen worden en wanneer de technologische ontwikkeling sneller verloopt dan de wet kan bijbenen. Zoals het ‘Haber Bosch‘-voorbeeld uit deel I liet zien, falen ze tevens wanneer de effecten niet alleen complex zijn, maar zich in ruimte en tijd ook ver genoeg van hun oorspronkelijke oorzaak voordoen.

Een volwassen benadering van de negatieve externaliteiten van het Haber-Boschproces erkent de schaal en de complexiteit van de schade die de industriële landbouw aanricht en tracht daar een alternatief voor te bieden. Hoe kan de regeneratieve of herstellende landbouw de drijvende krachten aanpakken achter de problemen die uit onze huidige wereldomspannende landbouwpraktijken voortvloeien?

Een van de cruciale verschillen tussen de aarde en Mars is een vruchtbare bodem. Tezamen met de oceanen is de bodem verantwoordelijk voor onze atmosfeer, die het product is van de gasuitwisseling tussen organismen die geworteld zijn in en afhankelijk zijn van de bodem. De bodem kan beter als een levend ecosysteem worden opgevat dan als een inert substraat, aangezien een gezonde bodem een enorm complex microbioom van bacteriesoorten bevat die in wisselwerking staan met structuurelementen in de bodem teneinde een levende substantie voort te brengen die veel meer omvat dan de som van haar delen. Een gezonde bodem ondersteunt de nutriëntenkringloop, stabiliseert de waterkringloop en houdt het ecologisch evenwicht in stand. Waar industriële landbouw de bodemkwaliteit aantast en uitput (en we dus kunstmest moeten toevoegen om de bodem in staat te stellen om gewassen voort te brengen), doet de regeneratieve landbouw juist het tegenovergestelde: die stelt zich ten doel om de bodem – jaar op jaar – in zowel kwalitatieve als kwantitatieve zin te verbeteren.[55] Op deze manier vormt de regeneratieve of herstellende landbouw een belichaming van een van de sleutelprincipes voor de duurzame levensvatbaarheid van een beschaving: een wederkerige relatie met de natuur.

De natuur houdt er een balansrekening op na en als onze (landbouw)praktijk meer gericht is op nemen dan op teruggeven, dan kleurt de balans uiteindelijk rood, wat op termijn, tenzij er een correctie plaatsvindt, in een ineenstorting van de levengevende natuurlijke systemen zal uitmonden.


54. In een aantal spirituele en religieuze filosofieën wordt dit principe algemeen erkend, zoals in het concept van ‘afhankelijk ontstaan’ in het boeddhisme en dat van ‘ubuntu’ in de Afrikaanse filosofie.
55. Bernard Jensen, Empty Harvest: Understanding the Link Between Our Food, Our Immunity, and Our Planet (New York: Avery, 1990).

Het volledige spectrum van regeneratieve praktijken omvat vele methoden en benaderingen die stuk voor stuk contextafhankelijk zijn. De aanpak in een tropisch regenwoud verschilt noodzakelijkerwijs van die in een drogere omgeving. Vanwege deze uiteenlopende contexten kunnen regeneratieve landbouwmethoden op het eerste gezicht tegenstrijdig lijken. Op de ene locatie kan minder ploegen en bewerken bijvoorbeeld de beste manier zijn om de bodem te herstellen, terwijl op een andere locatie diepploegen juist de aangewezen aanpak is om een grotere wortelpenetratie te bevorderen. Tot andere standaardpraktijken behoren de aanplant van bodembedekkers, companion planting (de gezamenlijke aanplant van complementaire soorten om de stikstofbalans te verbeteren), vruchtwisseling (oftewel het rouleren van de volgorde waarin gewassen groeien), de integratie van bomen en struiken in het agrarische landschap, het herstel van natuurlijke begrazingspatronen en meer composteren en mulchen ten behoeve van de nutriëntenkringloop – allemaal factoren die tot een aanzienlijke verbetering van de bodem leiden.

Wanneer we dergelijke praktijken doorvoeren om de toplaag van de bodem te verbeteren, zien we als ’tweede orde’-effect dat ook de kwaliteit van de gewassen die op het land groeien verbetert – een positieve externaliteit. Op een volgend ‘niveau’ komt dat ook de mensen en dieren ten goede die deze planten eten, aangezien ze nu niet langer de giftige reststoffen van pesticiden, herbiciden, fungiciden en synthetische meststoffen binnenkrijgen. Grotere hoeveelheden micronutriënten leiden niet alleen tot een verbetering van de gezondheid, vruchtbaarheid, vitaliteit en cognitie, maar ook tot een afname van antropogene ziekten en dus tot lagere zorgkosten en een bevolkingsbrede daling van de afhankelijkheid van geneesmiddelen. Composteren en mulchen zorgen ervoor dat veel micronutriënten (die in NPK-meststoffen ontbreken) in de bodem terugkeren en daar aanvullen wat door het oogsten aan de bodem onttrokken wordt. Hoe meer het gebruik van kunstmest afneemt en vervangen wordt door compost en andere natuurlijke meststoffen, hoe meer de microbiële diversiteit toeneemt en hoe meer de bodemgezondheid verbetert. Zonder chemisch afvalwater verbetert ook de waterkwaliteit en het waterhoudend vermogen van de bodem, en krijgen waterwegen en dode zones in kustgebieden de kans om te herstellen. Alles bij elkaar vormt dit circulaire proces van in gelijke mate nemen en teruggeven een voorbeeld van een opwaartse spiraal: een enkele reeks handelingen schept de ruimte voor een hele keten van elkaar versterkende positieve uitkomsten – terugkoppelingen die het algehele basisniveau van het systeem verhogen en het in staat stellen om voor lange tijd te blijven groeien en verbeteren.

Regeneratieve landbouw maakt het mogelijk dat veel overlappende ecosystemen zich kunnen herstellen, met een reeks uitwaaierende positieve effecten als resultaat.[56] Belangrijk daarbij is dat de schadelijke en complexe gevolgen van pesticiden, herbiciden en landbouwchemicaliën voor het menselijk lichaam uitgebannen worden. Gezien de omvang van de effecten van de combinatie van landbouwgif en de uitputting van micronutriënten op de fysieke en geestelijke gesteldheid, is het nauwelijks mogelijk om je een voorstelling te maken van de maatschappelijke voordelen die dit met zich zou kunnen brengen, met name voor de functionele gezondheid van de mens en het vermogen om op grote schaal samen te werken. Er is een parallel met loodvergiftiging: ook daarbij tasten we nog min of meer in het duister over de ware schaal van de impact op het menselijk potentieel en coördinatievermogen. Waar we wel zeker van kunnen zijn is dat de afwezigheid van dergelijke gifstoffen de aanpak van onze huidige problematiek ten goede zal veranderen.

Het belangrijkste punt is dat door ons op een eenvoudige reeks veranderingen te richten, we een begin kunnen maken met het externaliseren van positieve effecten. Dit zou een vorm van ware, authentieke vooruitgang zijn – vooruitgang die niet simpelweg de ogen sluit voor de schade die ze elders in tijd en ruimte aanricht. Deze aanpak gaat over het uitbannen van die activiteiten die de drijvende krachten vormen achter de huidige negatieve externaliteiten.[57]


56. ‘Regenerative Agriculture’ (Ellen MacArthur Foundation, 18 juni 2021). https://www.ellenmacarthurfoundation.org/articles/regenerative-agriculture.
57. Critici merken soms op dat de regeneratieve landbouw weinig doet aan de impact van landbouw op klimaatverandering en de koolstofuitstoot. Maar of deze praktijken nu wel of geen invloed hebben op het terugdringen van de klimaatverandering, doet niets af aan de voordelen die deze vorm van landbouw heeft voor de biodiversiteit, de menselijke gezondheid en het welzijn. Dat regeneratieve praktijken andere planetaire problemen niet kunnen oplossen, betekent niet dat ze voor specifieke domeinen dus een inadequate oplossing zouden zijn.

Sommige lezers zijn misschien wel bereid om te accepteren dat de omvang van de kosten van technologische innovatie onderschat wordt, maar hebben diep van binnen tegelijkertijd ook het gevoel dat er nog steeds een Star Trek-achtige, hoogtechnologische toekomst voor ons in het verschiet ligt. Zo’n high-tech toekomst blijft een mogelijkheid, maar ook is het zo dat als dingen kapot gaan, dat soms voor altijd is. De biosfeer waarin we leven is begrensd en beschikt niet over een oneindige veerkracht. We kunnen de natuur niet eeuwig in geld en afval blijven omzetten; of we veranderen van aanpak of het systeem beëindigt zichzelf.

Zoals David Foster Wallace ooit opmerkte, zijn de belangrijkste realiteiten vaak het moeilijkst om te zien en te bespreken.[58] Omdat we nu leven in en gevormd worden door kunstmatige biotopen die vrijwel volledig zijn opgemaakt uit niet-natuurlijke ruimtes, synthetische materialen en onbegrijpelijke machines, ligt de verleiding op de loer om te vergeten wie we zijn en waar we vandaan komen. Het is moeilijk om alle manieren te zien waarop het menselijk bestaan er nu op achteruitgaat. Er zijn grootse en sublieme staten van het menselijk bestaan, waarvan we het gemis niet kunnen betreuren omdat we ze nooit ervaren hebben. Het is niet mogelijk om de pijn te voelen van het verlies van een bestaan dat we nooit gekend hebben. We zijn zelfs niet meer in staat om een vergelijking te trekken tussen een bestaan waarin we bijna al onze tijd in door mensen gebouwde omgevingen doorbrengen en een ander leven, waarin onze blote voeten nooit ver van het contact met de grond verwijderd zijn. Die voordelen hebben we nooit gekend en dus kunnen we ze ook niet verloren hebben. We zijn ze vergeten.

Onze soort is geselecteerd voor haar vermogen om zich aan te passen en de omgeving te veranderen. In tegenstelling tot andere soorten treden we de wereld tegemoet met behulp van gereedschappen die we op basis van plaatselijke omstandigheden en behoeften ontwikkeld hebben. Mensen hebben zich moeten bekwamen in het werpen van speren, in het maken van kleding om zich warm te houden en in het typen op toetsenborden – allemaal zaken die niet in ons dna gecodeerd zijn, maar die tijdens onze vroege ontwikkeling door de omgeving en de cultuur geconditioneerd zijn.[59] Vanuit het perspectief van ons technologisch geavanceerde heden is het lastig om de risico’s te herkennen die deze aanpassingen met zich meebrengen. Naarmate onze mondiale beschaving ons almaar verder wegvoert van onze evolutionaire omgeving, telt de cultuur steeds meer zaken waaraan we ons niet op een zinvolle manier kunnen aanpassen en die op termijn niet alleen die aspecten uithollen die ons tot mens maken, maar ook de natuurlijke wereld waarvan alles wat leeft afhankelijk is.

We creëren in toenemende mate een wereld waarvoor we genetisch gezien niet geschikt zijn en waarop we steeds minder goed zijn afgestemd. Ons onvolwassen vooruitgangsperspectief maakt ons blind voor dit risico.


58. David Foster Wallace, ‘This is Water, Farnam Street’ (David Foster Wallace blog, april 2019). https://fs.blog/david-foster-wallace-this-is-water/.
59. Patrick Roberts en Brian A. Stewart, ‘Defining the ‘Generalist Specialist’ Niche for Pleistocene Homo sapiens’ (Nature Human Behaviour 2: 542–550, juli 2018). https://doi.org/10.1038/s41562-018-0394-4.

Optimisme is een van de belangrijkste motoren van het vooruitgangsnarratief. In veel opzichten vallen het vooruitgangsnarratief en het ‘optimismenarratief’ samen en vormen onze huidige definities van vooruitgang en optimisme twee kanten van dezelfde medaille.

De etiketten optimist en pessimist worden vaak gebruikt om mensen op basis van hun algemene wereldbeeld in te delen. Diegenen die geneigd zijn om positieve uitkomsten te verwachten zijn de ‘optimisten’ en diegenen die eerder bereid zijn om op potentiële negatieve uitkomsten vooruit te lopen, zijn de ‘pessimisten’. Dit is een zoveelste staaltje van reductionisme, dat door de aanhangers van het vooruitgangsnarratief ook nog eens als een handige vorm van propaganda wordt ingezet door het etiket ‘pessimist’ een negatieve bijklank mee te geven. De pessimist wordt neergezet als de uitgebluste en nihilistische doemdenker, terwijl de optimist de rol van de enthousiasmerende en energieke leider op zich kan nemen (de ‘bouwer van de toekomst’).[60] Deze framing dient echter vooral de belangen van de markt en die van het productivisme, waardoor velen van ons dingen maken en verkopen die we vaak niet nodig hebben of misschien zelfs helemaal niet willen, met alle gevolgen en risico’s van dien.

Er is een alternatief perspectief denkbaar, waarin een bedachtzaam pessimisme juist een uitdrukking is van zorg en verantwoordelijkheid. Omdat pessimisten om de fundamentele waarde van de werkelijkheid geven, proberen ze de gevolgen van ons handelen in de wereld scherp te zien en beschikken ze over het empathisch vermogen om de gevolgen ervan uitvoeriger te overwegen. Vanuit dit perspectief heeft een naïef optimisme veel weg van een soort moedwillige blindheid – een vorm van psychopathie die de gedachte weert dat er weleens kosten aan onze handelingen verbonden kunnen zijn die we maar beter van tevoren in kaart kunnen brengen. We kunnen dit toxisch optimisme noemen.

Voelen we geen vervulling in ons leven, maar blijven we toch vasthouden aan het pad dat we nu eenmaal volgen, dan kan een optimistische kijk een nuttig excuus vormen om niet al te diep naar de redenen voor ons gebrek aan voldoening te hoeven kijken. Optimisme kan dan deel uitmaken van het verhaal dat we onszelf vertellen over hoe de dingen in de toekomst beter zullen worden. En dus kunnen we gewoon ons leven blijven vullen met het najagen van hypernormale stimuli als status, geld en entertainment. Dan kunnen we er gewoon op wijzen hoe plezierig en (tijdelijk) bevredigend zulke ervaringen zijn, zonder ooit over het gebrek aan echte intimiteit en betekenis in ons leven – of over de oorzaken daarvan – na te hoeven denken.

In de menselijke psyche kunnen optimisme en hoop tot nuttige hulpmiddelen verworden voor het ontkennen van de meer angstaanjagende of ingrijpende aspecten van de werkelijkheid. Vanuit dit perspectief is het de optimist die de nihilist is; de lege maar hongerende geest die voortdurend naar hypernormale, verslavende prikkels grijpt om niet met de gapende leegte in zijn ziel te worden geconfronteerd.[61]


60. Zie bijvoorbeeld: Kevin Kelly, ‘The Future Will Be Shaped by Optimists’ (TED-Talk, augustus 2021). www.ted.com/talks/kevin_kelly_the_future_will_be_shaped_by_optimists.
61. In Man’s Search for Meaning schreef Victor Frankl over optimisme in de context van menselijke kracht en moed in het aangezicht van wreedheid, verschrikking en ontbering. Dit type optimisme is van een andere orde dan dat van het vooruitgangsnarratief en kan worden gezien als een contextuele uitdrukking van het gezonde soort optimisme dat verderop in dit artikel onderzocht wordt. Zie: Viktor E. Frankl, Man’s Search for Meaning: An Introduction to Logotherapy (Boston: Beacon Press, 2006).

Geven we een uiting van zorg voor de werkelijkheid het negatieve label pessimisme mee, dan verbinden we ons in feite aan een vorm van onverantwoordelijkheid en nihilisme. De suggestie dat een bepaalde handeling misschien niet zo’n goed idee is, kan evengoed een uitdrukking van het tegenovergestelde van nihilisme zijn: een expressie van een zorgzaam verantwoordelijkheidsgevoel voor wat er in de wereld gebeurt. Het idee dat deze zorg voor de werkelijkheid uitsluitend in angst en risicomijding geworteld is, kan aangewend worden om dit perspectief terzijde te schuiven en een aanpak te rechtvaardigen die overhaast te werk gaat en slecht doordachte plannen promoot die de gezondheid en het welzijn van andere wezens op het spel zetten. In werkelijkheid is gezond pessimisme een uiting van zorg en verantwoordelijkheidsgevoel, en van het vermogen tot zelfbeschikking (empowerment). Dit vermogen vormt een cruciale component, aangezien een gezond pessimisme het belang van ons handelingsvermogen (agency) onderkent en actie wil ondernemen in de wereld.

Toxisch pessimisme heeft daarentegen de neiging om die empowerment juist te ontkrachten en is gepreoccupeerd met negatieve uitkomsten, ook waar het een alleszins redelijke aanpak of handeling betreft. Wanneer pessimisme ongezond is, leidt dat tot een defaitistische houding die weinig of geen oog heeft voor potentiële holistische verbetering en die de neiging vertoont om strategieën weg te wuiven die op termijn nuttig kunnen uitpakken. Toxisch pessimisme loopt het risico om in self-fulfilling prophecy en mislukking te ontaarden. Het kan trekken van hopeloosheid aannemen en daarmee, sluipenderwijs, constructieve benaderingen ondermijnen. In de huidige tijd komen toxische vormen van optimisme en pessimisme veel vaker voor dan hun gezonde varianten.

Een holistische benadering van optimisme en pessimisme bevat elementen van beide, in het volle bewustzijn van en betrokkenheid bij de dialectische relatie tussen de twee. Het is bijvoorbeeld duidelijk geen goed idee om een strategie louter optimistisch te benaderen, aangezien optimisme vaak behept is met een blinde vlek voor de eigen vooroordelen en voor een scherp bewustzijn van alle zaken die onze plannen kunnen beïnvloeden. Een betere benadering bevat ook een gezonde dosis pessimisme over de kwaliteit van de strategie, omdat we dan meer zicht hebben op de gebreken en valkuilen ervan, wat het succes op de lange termijn ten goede zal komen.

Deze strategiebenadering biedt ook een kans voor een gezond optimisme. Een gezond optimisme is geworteld in de overtuiging dat het complete spectrum aan mogelijkheden dat voor ons ligt enorm is en dat we tot dusver maar een klein stukje van het hele landschap van mogelijke interventies in de wereld verkend hebben. Een gezond optimisme is tevens geworteld in de overtuiging dat we de dingen altijd beter kunnen doen en dat er altijd meer te leren valt over hoe we onze strategie kunnen verbeteren.

Bij dit type optimisme gaat het er niet om dat we ons met blinde zekerheid aan een bepaald idee of voorstel vastklampen, maar dat we nederig erkennen hoeveel er buiten ons directe bewustzijn bestaat en hoe we daarom verplicht zijn om het te blijven proberen, uit naam van alles waaraan we waarde hechten.

In deel II van dit artikel is tot nog toe uitgelegd wat er mis is met het concept van vooruitgang en waarom; dit laatste deel geeft enkele voorbeelden van hoe je in de praktijk authentieke vooruitgang kunt bewerkstelligen. Dit brengt noodzakelijkerwijs een uitleg van technieken en processen met zich mee, en dus een ander soort leeservaring, maar het is de enige manier om te laten zien dat er valide en praktische methoden bestaan om de in deel I geschetste uitdagingen aan te pakken – en de enige manier om jou, de lezer, een gevoel voor de reële mogelijkheid van verandering mee te geven. Zonder een uitleg van deze benaderingen zou dit artikel er niet in slagen om een schets te geven van het pad van gezond optimisme dat voor ons ligt – een pad dat ons vrijstaat om te bewandelen, als we daarvoor kiezen. Zodra we eenmaal de gestalt van de potentiële toepasbaarheid en reikwijdte van deze benaderingen tot ons door laten dringen, kan er een gevoel van hoop en zelfs opwinding ontstaan: onze uitdagingen zijn enorm, maar fundamenteel behapbaar. Er is werk aan de winkel. We kunnen een verschil maken.

Deze processen helpen innovatoren, technologen en ondernemers om hun handelingen in de wereld zodanig te verrichten dat de externe effecten ervan methodologisch geïnternaliseerd worden. Ze zijn niet anti-vooruitgang en evenmin anti-wetenschap, anti-technologie of anti-democratie. Een voorstel voor een meer volwassen vorm van vooruitgang richt zich alleen maar tegen de onvolwassen versies van deze concepten.[62] De wereld heeft wetenschap nodig die sterk uiteenlopende disciplines met elkaar verbindt en die de alfawetenschappen op zo’n manier met de bètawetenschappen integreert dat wetenschappers in beide domeinen de vruchten kunnen plukken van elkaar beste denken en denkers. Wetenschap die geïsoleerd bedreven wordt, loopt het risico het onderscheid te verliezen tussen wat in de werkelijkheid ‘is’ en wat ‘zou moeten zijn’. Wil je dat de toegepaste wetenschap (in de vorm van nieuwe technologie) geleid wordt door de meest betekenisvolle waarden, dan kun je niet buiten een dieper begrip van het type leren dat de alfawetenschappen mogelijk maken. Nu de mensheid over de macht beschikt om de werkelijkheid fundamenteel te veranderen, is het van vitaal belang dat we iets zinnigs te zeggen hebben over hoe we die macht het beste kunnen beheren.

Het volgende deel gaat over hoe de mensheid tot een meer volwassen vorm van vooruitgang kan komen. De lijst van processen die hieronder gegeven wordt, is geenszins compleet en vormt eerder een illustratie van het soort technieken dat we nodig hebben. In de praktijk zou elk van deze processen op een overlappende en elkaar wederzijds sturende manier toegepast moeten worden, waarbij de gebruikers van het ene proces naar het andere overstappen om een completer begrip van de best mogelijke uitkomst op te bouwen. Het is binnen deze ruimte dat innovaties moeten plaatsvinden.

Daarbij hebben we meer denkers nodig om deze lijst uit te breiden en om de eerste stappen te zetten in het landschap van onontgonnen maar realiseerbare routes naar een levensvatbare toekomst.


62. Op een vergelijkbare manier is ook een staat die gevangen zit in corruptie en financiële prikkels geen echte democratie, maar een onvolwassen en onvolledige versie ervan. Ook markten die de baten privatiseren en de kosten op de biosfeer afwentelen, zijn geen heel lang leven beschoren; in zekere zin zijn ook zij onvolwassen.

Gangbare probleemoplossingsmethoden richten zich meestal op het zoeken naar nieuwe oplossingen voor een onderhavig probleem. In de meeste gevallen kunnen we ons echter beter eerst focussen op de stroomopwaartse oorzaken (de oorzaken die aan de basis liggen van het probleem), zodat we een afweging kunnen maken of onze doelen wellicht beter gediend zijn met het aanpakken van de oorsprong van het probleem dan met de effecten ervan. Door een zekere mate van behoedzaamheid in onze probleemoplossingsmethoden in te bouwen, zijn we beter in staat om het risico op negatieve externaliteiten van nieuwe en mogelijk slecht doordachte en ontworpen technologieën te beperken.

Er is een sterke prikkel om technologische oplossingen te zoeken voor dingen die eerder eenvoudigweg kenmerken van de werkelijkheid zijn – zaken die we juist zouden moeten omarmen – dan legitieme problemen die een oplossing behoeven. Het moderne leven heeft ons doen vergeten dat niet alle verlangens vervuld hoeven te worden, dat we niet alle hobbels en obstakels uit het leven uit hoeven te bannen. Uitdagingen vormen de sleutel om te worden wie we zijn – voor onze gezondheid, ons welzijn en ons potentieel voor groei en ontwikkeling. Hobbels en obstakels kunnen ons sterker maken, en hoewel sommige obstakels echt schadelijk zijn of negatieve externaliteiten met zich mee brengen (en om die reden aangepakt moeten worden), kunnen de meeste beter begrepen worden als een cruciaal onderdeel van wat onze ontwikkeling stimuleert of het leven betekenis geeft. De gemakken die de moderniteit verschaft, nodigen ertoe uit om het contact met deze realiteit te verliezen.

Wanneer we problemen proberen op te lossen die bij voorkeur niet in de vorm van een nieuwe oplossing aangepakt moeten worden, lopen we het risico uitkomsten te creëren die de algehele situatie juist verslechteren. Veel problemen zijn het resultaat van doelmatige oplossingen voor eerdere problemen, en de oplossingen voor deze problemen vergen op hun beurt later weer nieuwe oplossingen. Dit proces houdt de samenleving gevangen op een pad richting een aanzwellende catastrofe, waarbij authentieke vooruitgang steeds meer uit het zicht verdwijnt. We kunnen de angel uit deze dynamiek halen door een aantal eenvoudige, elementaire stappen toe te passen.

In de volgende aflevering staat een eenvoudig proces beschreven, dat ervoor kan zorgen dat onze pogingen om problemen op een duurzaam succesvolle manier op te lossen meer kans van slagen maken en minder snel nieuwe problemen zullen oproepen.

Deze aanpak is erop gericht om problemen zo aan te pakken dat elke oplossing een waarlijk gezondere wereld creëert, waarbij niet de kosten maar juist de baten geëxternaliseerd worden.

  • 1) Identificeer het probleem (of de problemen) dat je probeert op te lossen en kijk vervolgens naar de behoeften of waarden die je met een bepaalde ingreep wil dienen. Deze ingreep kan betrekking hebben op het creëren van een nieuwe technologie, product, dienst, beleid, wet, oplossing, enzovoort.
  • 2) Maak een inschatting of het probleem dat je wilt oplossen wel echt een probleem in de externe wereld is dat aangepakt moet worden, of dat het misschien een aspect van de werkelijkheid is dat beter gediend is met een verandering in onze kijk erop. De werkelijkheid omvat talloze aspecten die inspanning en/of ongemak met zich meebrengen, die ten onrechte worden aangezien voor problemen waarvoor een technologische oplossing nodig is, terwijl we ze beter als essentiële kenmerken van de werkelijkheid kunnen zien. De afwezigheid van deze aspecten gaat niet alleen ten koste van zaken als betekenis en vervulling, maar ook van de mogelijkheid om te groeien en sterker te worden. De moeite nemen om naar de winkel te lopen in plaats van de auto te nemen kost meer energie en tijd, maar is per saldo goed voor je lichamelijk en geestelijk welzijn. Evenzo brengt de condition humaine een reeks uitdagende en ongemakkelijke emotionele toestanden met zich mee, waaronder (bijvoorbeeld) verdriet in reactie op iemands overlijden. Steeds vaker kiezen we ervoor om pijnlijke emotionele ervaringen, die nu eenmaal onderdeel van het leven zijn, medicinaal weg te masseren. En hoewel medicijnen de pijn tijdelijk kunnen verlichten, ontnemen ze ons de mogelijkheid om dergelijke ervaringen diep te doorleven en daarmee een ontwikkeling naar meer compassie en liefde mogelijk te maken, evenals een dieper bewustzijn van de waarde en kwetsbaarheid van het leven. Welke benadering leidt tot een gezonder bestaan en meer menselijke heelheid?
  • 3) Als je na het doorlopen van stap een en twee tot de slotsom komt dat er een legitiem probleem in de wereld is dat om een oplossing vraagt, begin dan met een onderzoek naar de oorzaken ervan. De eerste stap naar een oplossing moet, waar mogelijk, gelegen zijn in het wegnemen van de oorzaken, vooral als die een antropogene herkomst hebben. In veel gevallen ligt de optimale oplossing eerder besloten in minder van iets dat al aanwezig is dan in meer van iets nieuws.
  • 4) Als er na het aanpakken van de oorzaken nog steeds een legitiem probleem resteert dat een oplossing behoeft, onderzoek dan eerst het volgende:
    a. Ga op zoek naar relevante situaties waarin het probleem dat je probeert op te lossen niet voorkomt, of op natuurlijke wijze is opgelost, om er zo achter te komen waarom het probleem zich in die situaties niet voordeed, of wat ervoor nodig was om het aan te pakken. Maak een inschatting of je deze inzichten zo kunt toepassen dat ze ook jouw onderhavige probleem oplossen.
    b. Zijn er geen ‘evolutionaire’ of ‘natuurlijke’ oplossingen voorhanden, onderzoek dan de mogelijkheid of je bestaande technologieën kan hergebruiken, die zich in termen van hun veiligheidsprofiel en interactie-dynamiek al afdoende bewezen hebben. In dat geval ligt de primaire focus slechts op een nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologische oplossing.
  • 5) Alleen als er na het doorlopen van deze vier stappen nog steeds een legitiem probleem resteert, begin je te onderzoeken wat er mogelijk bij komt kijken om iets nieuws uit te vinden dat je probleem wel aan kan pakken. Luidt je conclusie dat je echt een nieuw hulpmiddel of product nodig hebt om je legitieme probleem ‘aan te vliegen’ dat niet met een bestaande aanpak of technologie kan worden opgelost, dan is de volgende stap yellow teaming.

In de volgende aflevering kijken naar wat dat yellow teaming precies behelst.

Het concept van yellow teaming is geënt op het bekendere red teaming. De praktijk van het ‘rode team’ is door het leger ontwikkeld om militaire strategieën te evalueren door het perspectief en de handelingen van de vijand te simuleren. Later zijn cyberbeveiligingsbedrijven dezelfde aanpak gaan gebruiken om aanvalsroutes tegen de digitale infrastructuur van hun klanten in kaart te brengen en over beveiligingsproblemen te rapporteren. In de meeste gevallen houdt red teaming in dat je actief probeert om een product of dienst te hacken, te kraken, te beschadigen of te laten ontsporen om zo inzicht te krijgen in alle manieren waarop aanvallen kunnen verlopen en verstoringen kunnen optreden.

Het ‘gele team’-concept neemt een andere afslag en beoordeelt een project en de implementatie ervan op basis en binnen de context van alle aspecten van de werkelijkheid waarop het gedurende zijn hele levensduur invloed zal hebben.[63] Waar red teaming gericht is op het voorkomen dat een plan mislukt, focust yellow teaming zich op het voorkomen dat een plan elders onverwachte schade of problemen veroorzaakt. Yellow teaming houdt dus rekening met het feit dat de manier waarop we doorgaans onze oplossingen ontwerpen er vaak toe leidt dat we problemen op de lange duur juist verergeren en biedt richtlijnen om dergelijke knelpunten vooraf te inventariseren en aan te pakken, waardoor het risico op negatieve externaliteiten geminimaliseerd wordt.

De praktijk van yellow teaming gaat gepaard met het stellen van een aantal vragen om de bredere gevolgen van een nieuwe technologie in kaart te brengen die nog in haar ontwikkelingsfase verkeert. De vragen zijn erop gericht om de ontwikkelaars na te laten denken over de mogelijke impact op uiteenlopende domeinen, zoals het milieu, de fysieke en mentale gezondheid, de fundamenten van de natuur, gemeenschappen, politieke economieën, bestaande technologieën en verschillende rechtsgebieden. Deze vragen helpen ontwikkelaars ook om na te denken over onvoorziene manieren waarop hun ideeën ge- of misbruikt kunnen worden voor doeleinden die ver buiten of voorbij hun oorspronkelijke bedoeling liggen, zoals de mogelijkheid om hun technologie in de breedst mogelijke zin als wapen in te zetten of om corruptie en conflicten te bevorderen. Net als synergetisch ontwerp (zie aflevering 31) is yellow teaming een vorm van axiologisch ontwerp: een ontwerpbenadering die gebaseerd is op het incorporeren van waarden en ethiek, en die de bredere implicaties van een technologie in het ontwerpproces integreert.[64] Enkele voorbeelden van openingsvragen op een hoger niveau (waaruit vervolgens vragen op lager niveau voortkomen) zijn:

  • Wat moet er aan de biosfeer worden onttrokken om het product te produceren of tot stand te brengen en waaruit bestaan de bijbehorende kosten van deze onttrekking?
  • Maakt het product of de productie of de toepassing ervan op enig moment gebruik van chemicaliën of stoffen waarvan bekend is dat ze een impact op organisch leven of biologische systemen hebben?
  • Op welke punten in de toeleveringsketen, ontwikkeling, productie en/of gebruik draagt het product bij aan milieuvervuiling, ontbossing of, in bredere zin, een verstoring of verslechtering van het milieu?
  • Heeft je product gevolgen voor grote ecosystemen die nationale grenzen overschrijden (zoals de oceanen, de atmosfeer, de ruimte, enzovoort)?
  • Beschikt enig onderdeel van het project over het potentieel om bepaalde mensen of groepen mensen op een asymmetrische manier te bevoordelen?
  • Hoe verandert het gebruik van deze technologie het menselijk gedrag en de menselijke ervaring – waar krijgen de gebruikers meer of minder van als gevolg van het gebruik ervan? Waar wordt de aandacht van de gebruikers naartoe getrokken en wat wordt er uit hun aandachtsfocus weggezogen?

Deze openingsvragen kun je nog uitbreiden met een reeks vervolgvragen.


63. Het concept van ‘yellow teaming’ is gerelateerd aan een andere voorgestelde uitbreiding van het principe van ‘red teaming’, namelijk ‘violet teaming’. Zie: Aviv Ovadya, ‘Red Teaming Improved GPT-4. Violet Teaming Goes Even Further’ (Wired, 29 maart 2023). https://www.wired.com/story/red-teaming-gpt-4-was-valuable-violet-teaming-will-make-it-better.
64. ‘Yellow teaming’ omvat zowel axiologisch als ecologisch ontwerp (ontwerpvormen die ecologische overwegingen in hun ontwerpprocessen integreren), die beide weer deel uitmaken van ontologisch ontwerp (ontwerp dat zijn eigen rol in de voortdurende constructie van menselijke werkelijkheden tracht te verdisconteren, evenals de wederkerigheid en bidirectionaliteit die inherent zijn aan objecten, het milieu en grootschaligere systemen). Voor een uitgebreide bespreking van axiologisch ontwerp zie: ‘Technologie is niet waarde-neutraal‘ in de rubriek ‘Ethiek’.

Vervolgvragen richten zich op de impact in termen van tijd, ruimte en macht. Hoe creëert, vergroot of verkleint het nieuwe product de macht in de samenleving? Aan wie wordt die macht verleend en wiens zelfbeschikkingsvermogen wordt door het gebruik ervan versterkt? Welke vroegere ‘zijnswijzen’ zullen hierdoor overbodig worden (zoals beroepen die verdwijnen of een wegebbend leesvermogen)? Bevoordeelt het product het heden ten koste van de toekomst? Zal het een reactie van concurrenten ontlokken en hoe zullen die tegenreacties er dan uit zien? Hoe kan het bijdragen aan een innovatiewedloop (dat wil zeggen, hoe grijpt het in de machtsverhoudingen in en hoe zullen de betrokkenen reageren)? De ‘yellow team’-benadering neemt in haar afwegingen ook de nieuwe technologieën mee die in reactie op het nieuwe product mogelijk ontwikkeld zullen worden. Hieruit volgt soms dat er nieuwe sociale technologieën (zoals veranderingen op het terrein van motivaties en prikkels) geïmplementeerd moeten worden alvorens het nieuwe product in gebruik kan worden genomen, om zo te voorkomen dat het simpelweg een nieuwe (wapen)wedloop ontketent. De ‘yellow team’-benadering staat voor het ontwerpen van metastabiliteit op het vlak van gezondheid, sociale verhoudingen en de ecologie binnen de context van de toekomst die door die nieuwe technologie gevormd zal worden.[65]

Wanneer we nadenken over de impact die een nieuwe technologie op de wereld kan hebben, is het verleidelijk om voor een lineaire benadering te kiezen: dan kun je erop wijzen dat de technologie waarschijnlijk dit specifieke effect hier zal veroorzaken, dat vervolgens tot dat specifieke neveneffect daar kan leiden, enzovoort. Deze benadering houdt echter geen rekening met het feit dat wanneer een nieuwe technologie in omloop komt, deze door de potentiële gebruikers onvermijdelijk op alle manieren gebruikt zal worden die het ontwerp en de functie ervan toestaan. Om die reden maakt het idee dat alle nieuwe technologieën nieuwe affordances‘(de kwaliteiten of eigenschappen van een product die de mogelijke toepassingen definiëren of duidelijk maken hoe het kan of moet worden gebruikt) mogelijk maken, een belangrijk onderdeel uit van het ‘yellow teaming’-proces. Waaruit bestaat de volledige reeks van affordances die deze technologie activeert en hoe laten die affordances zich verenigen met reeds bestaande motivaties? Hoe de wereld eruit ziet die de nieuwe technologie vormgeeft, is afhankelijk van de motivaties die door de affordances versterkt worden. Twitter is bijvoorbeeld ontworpen als een platform voor microblogging, en toch verschafte de lancering ervan de gebruikers de affordances om de impact van hun narratieven snel te versterken middels de inzet van bots, anonieme accounts en trollenfabrieken, hetgeen Twitter – onbedoeld – tot een nuttig instrument maakte voor doelgerichte social engineering, informatieoorlogvoering en politieke propaganda.[66]

En dus zitten we nu met de wereld die we hebben. Yellow teaming zou wellicht tot de opkomst van een heel ander soort sociale media hebben geleid, en daarmee ook een totaal andere wereld.


65. Metastabiliteit is de evenwichtstoestand van een systeem die niet absoluut stabiel is; er bestaat een toestand die energetisch gunstiger is, maar waarin het systeem desondanks vooralsnog niet overgaat. Dit metastabiele evenwicht is bestand tegen kleine verstoringen; bij voldoende grote verstoringen zal de energetische overgang van het systeem alsnog plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan een dik pak sneeuw dat door een kracht van buitenaf (zoals een skiër of een luide knal) uit zijn staat van metastabiliteit wordt geduwd waardoor er een lawine ontstaat. Zodra de sneeuw is neergedaald bevindt het systeem zich in een lagere energiestaat.
66. Benjamin Jensen en Divya Ramjee, ‘Beyond Bullets and Bombs: The Rising Tide of Information War in International Affairs’ (Center for Strategic and International Studies, 20 december 2023). https://www.csis.org/analysis/beyond-bullets-and-bombs-rising-tide-information-war-international-affairs.

De macht waarover we met onze huidige technologieën beschikken, stelt ons in staat om op een ongekende schaal te scheppen en te vernietigen. Het vermogen om de wereld te verwoesten (bijvoorbeeld met kernwapens) of de broncode van onze biologie te veranderen (via genetische manipulatie), ligt veel dichter bij de macht van de goden dan bij die van andere primaten, en toch riskeren we een catastrofe als we een dergelijke macht aanwenden zonder daarbij de wijsheid van de goden te betrachten. Vrijwel alle wijsheidsculturen bevatten elementen van het concept van terughoudendheid – het idee dat het soms belangrijk is om van bepaalde keuzes of handelingen af te zien, hoe verleidelijk ze ook zijn.

Hoe zou de wijsheid van de goden eruit zien in het licht van onze huidige technologische innovatie? Op het niveau van de staat is regulering een ander woord voor terughoudendheid. Dit is immers precies de rol die de overheid geacht wordt te spelen bij de instandhouding van vrije markten: het aan banden leggen van onethische en schadelijke activiteiten waarvoor anders markten zouden bestaan (zoals voor de handel in mensen of geroofde organen). Hier erkennen we volledig dat ‘betere regulering’ als een weinig opwindend en wat al te voor de hand liggend antwoord klinkt op het probleem van de grote risico’s waarmee we geconfronteerd worden; maar tegelijkertijd moeten we ook erkennen dat onze belangrijkste hefboom voor het indammen van deze risico’s nog steeds gelegen is in de bestaande mechanismen van bestuur en regelgeving, zonder welke de problemen rond gelode benzine, softenon of asbest nog veel erger uit de hand zouden zijn gelopen. Hoewel deze tijd ontegenzeggelijk om nieuwe manieren van denken vraagt, is het ook de moeite waard om de bestaande mechanismen te verbeteren.

Dus hebben we zo snel mogelijk nieuwe regelgevende kaders nodig die specifiek ontworpen zijn om in elk geval de risico’s van de gevaarlijkste nieuwe technologieën, voordat ze in gebruik worden genomen, in te dammen. Zo is bijvoorbeeld de luchtvaartindustrie aan een strikte regulering onderworpen om zowel de gevaren van kwade opzet (zoals terroristische activiteiten) als onopzettelijke schade (zoals mechanische storingen) tot een minimum te beperken. Deze regelgeving is zo stringent omdat de gevolgen van beide gevaren zo ingrijpend zijn. Momenteel is er een cluster van nieuwe technologieën dat gekenmerkt wordt door een buitengewone snelheid van opschaling, toename van vermogen, oplopende complexiteit van de effecten op de gebruikers ervan en de omvang van de gevolgen in het geval van een worstcasescenario – en zijn er plausibele scenario’s die aangeven dat sommige van deze technologieën een catastrofale impact op wereldschaal kunnen hebben. AI, synthetische biologie en nanotechnologie (om er een paar te noemen) zijn zowel exponentieel als existentieel: het tempo van hun ontwikkeling en de schaal van hun impact nemen exponentieel toe en de onbedoelde gevolgen van hun gebruik kunnen het voortbestaan van de mensheid bedreigen. Bij dit type geavanceerde technologieën moet eerst een rigoureuze veiligheidsanalyse worden uitgevoerd, gericht op de regelgevende processen die dergelijke schade kunnen beperken, voordat de wettelijke goedkeuring wordt verkregen om de technologie verder te ontwikkelen.

Regelgevende instanties zullen nieuwe toezichtsbevoegdheden moeten creëren die toegerust zijn met stimulansen en een institutionele architectuur die afgestemd zijn op de schaal en de macht van deze nieuwe technologieën, met ‘controles en waarborgen’ (checks and balances) die sterk genoeg zijn om het hoofd te bieden aan het gevaar van corruptie dat zich bij de machtsuitoefening kan voordoen. De juiste aanpak vindt haar basis in het voorzorgsprincipe: het principe dat stelt dat wanneer er zowel sprake is van onzekerheid als van een risico op significante of onomkeerbare schade, het raadzaam is om voorzorgsmaatregelen te nemen alvorens iets nieuws in gebruik te nemen. Er bestaat nog een hele reeks van andere criteria die bij technologieën die in potentie catastrofale gevolgen hebben, nagelopen moet worden, waaronder inzichtelijkheid (dat wil zeggen hoe ‘begrijpelijk’ de technologie is, en dus hoe voorspelbaar de effecten ervan op de wereld zijn) en combinatorische effecten (dat wil zeggen hoe deze technologie in combinatie met andere technologieën en ecosystemen van technologieën schade kan veroorzaken of de risico’s op andere terreinen van technologische ontwikkeling kan verergeren).

Nieuwe regulering van geavanceerde technologieën moet gebaseerd zijn op het inzicht dat in scenario’s waarin zowel sprake is van een grote mate van onzekerheid als van ernstige gevolgen, de bewijslast bij het garanderen van de veiligheid moet liggen.

Synergetische satisfiers (‘bevredigers’) zijn oplossingen voor problemen die tegelijkertijd meerdere behoeften aanpakken of ‘bevredigen’.[67] Dit eenvoudige ontwerpprincipe kan worden toegepast op hoe we nieuwe technologieën en producten ontwerpen. Door te streven naar synergie tussen oplossingen voor ongelijksoortige problemen – of benaderingen waarbij een enkele interventie in meerdere positieve externaliteiten resulteert – kunnen we onze blik verbreden naar een aanpak die verder reikt dan alleen de enge, productgerichte ‘pijplijn’ van ons huidige technologieontwerp.

De eerder behandelde casestudies (die van de sociale media en de regeneratieve landbouw) zijn voorbeelden van synergetisch ontwerp. In het geval van de sociale media kunnen we via een beperkte modificatie van de platforms, die door miljarden mensen over de hele wereld gebruikt worden, zowel de individuele als de collectieve geestelijke gezondheid verbeteren, de cognitieve vermogens van gebruikers om de wereld te begrijpen opschroeven, de burgerparticipatie bevorderen, de gezinsdynamiek helen en radicalisering, geweld, desinformatie en polarisatie tegengaan. Dit voorbeeld weerspiegelt de geest van synergetisch ontwerp, aangezien dit ontwerpmodel gericht is op het voortbrengen van samengestelde positieve effecten die uit een beperkte reeks ingrepen voortvloeien.

De reden dat de industriële landbouw zo’n centrale rol speelt in dit artikel, is omdat haar nauwe optimalisatie van de voedselproductie met zoveel schade gepaard gaat. De reden dat de regeneratieve landbouw zo’n waardevol tegenvoorbeeld vormt, is omdat ze deze schade aanpakt en positieve effecten naar die gebieden externaliseert waar die schade zich momenteel ophoopt. Hierdoor vormt ze een voorbeeld van een synergetische satisfier of bevrediger. Er is hier sprake van eenzelfde type samengestelde voordelen als bij de sociale media: een verbetering van de fysieke en mentale gezondheid, een toename van de veerkracht van het milieu, een omkering van de massa-extinctie en een herstel van dode zones in de oceanen, wat zich op termijn ook vertaalt in economische voordelen, bijvoorbeeld in de vorm van een daling van de zorguitgaven.

De regeneratieve landbouw kan gezien worden als een specifieke toepassing van het bredere filosofische principe van de permacultuur, een benadering van landgebruik en voedselproductie die de patronen van de natuur weerspiegelt en die menselijke activiteiten met ecosystemen integreert. Permacultuur – en de concretisering daarvan in de specifieke praktijk van de regeneratieve landbouw – is erop gericht om én in menselijke behoeften te voorzien én meerdere andere functies te vervullen binnen het complexe web van onderlinge afhankelijkheden die de plaatselijke omgeving vormgeven.

Elk onderdeel van een permacultuursysteem is ontworpen om meerdere waarden te dienen en meerdere functies te vervullen. Permacultuur is een voorbeeld van een ontwerpbenadering die zowel de principes van synergetisch ontwerp als van anti-fragiliteit belichaamt – beide zijn componenten van ecologisch ontwerp, dat zelf weer op natuurlijke systemen geïnspireerd is. In natuurlijke systemen dient elk element meerdere doelen en wordt op zijn beurt elk doel weer gediend door meerdere elementen. Zo brengen bomen niet alleen fruit voort, maar bieden ze ook een habitat voor duizenden andere organismen, helpen ze nuttige bestuivers, bieden ze in de zomer schaduw en fungeren ze als een beschermend windscherm voor planten. In de permacultuurpraktijk is de selectie van planten erop gericht dat ze een onderdeel vormen van een gemengd ecosysteem dat andere planten en organismen dient en ten goede komt. De meest generatieve gebieden van het landschap, zoals de randen en overgangen tussen velden en bossen, worden beschermd tegen interacties tussen aangrenzende ecosystemen, hetgeen de synergie bevordert tussen de elementen op het hogere niveau van het totale systeem. In de benadering van het permacultuurontwerp is de integratie van menselijke behoeften en de natuurlijke wereld gericht op de toepassing van duurzaamheidsprincipes die inherent zijn aan de natuur, om zo de veerkracht te versterken en op termijn tot gesloten kringloopsystemen te komen. Het is een benadering die in een rentmeesterschap (in plaats van een exploitatie) van de biosfeer geworteld is.

Er zijn nog tal van andere voorbeelden van synergistisch ontwerp te geven. Het duo sociale media en permacultuur is instructief omdat ze twee zeer verschillende domeinen omspannen – die van de voedselproductie en die van de groeiende digitale wereld.

Op het vlak van synergetische ontwerpkaders is er in andere domeinen van de samenleving al veel goed werk verricht, zoals bij het opstellen van modellen voor een duurzame economie, toekomstige onderwijssystemen, bedrijfsstrategieën en vormen van stedelijke planning.[68]


67. Manfred A. Max-Neef, Human Scale Development: Conception, Application and Further Reflections (New York: Apex Press, 1991).
68. Zie bijvoorbeeld: Kate Rayworth, Doughnut Economics: How to Think Like a 21-Century Economist (London: Random House, 2017); ‘It’s Time for a Circular Economy’ (Ellen MacArthur Foundation, 2024). https://www.ellenmacarthurfoundation.org/; ‘Muhammad Yunus’ (Grameen Foundation) https://grameenfoundation.org/about-us/leadership/muhammad-yunus; Amory Lovins, ‘How Big is the Energy Efficiency Resource?’ (Rocky Mountain Institute 9, no. 13, 2018). https://rmi.org/insight/how-big-is-the-energy-efficiency-resource/.

Uit de voorgaande afleveringen over yellow teaming en synergetisch ontwerp komt duidelijk naar voren dat er op het vlak van de ontwerpmethodologie nog veel werk verzet moet worden. De bedoeling van deze beknopte schetsen was om dergelijke ideeën een gevoel van realistische haalbaarheid mee te geven. Denk je eens een wereldeconomie in waarin deze ideeën en praktijken in de vroegste ontwerpfase toegepast worden. Denk je eens in dat yellow teaming en synergetisch ontwerp op universiteiten aan ingenieurs, natuurkunde- en rechtenstudenten en architecten gedoceerd worden. En denk je nu eens in dat andere bewegingen zich op hetzelfde moment hard gaan maken voor de eliminatie van financiële prikkels uit het politieke bedrijf, voor een wettelijke plicht tot het internaliseren van schadelijke externaliteiten, voor het creëren van systemen van transparantie en aansprakelijkheid van bedrijven, voor een verbeterd toezicht op de industrie, verbeterde regelgevende praktijken, het aan banden leggen van lobbyen en de financiering van verkiezingscampagnes en een juridische uitbreiding van de verantwoordelijkheid van producenten.[69] Dergelijke bewegingen zouden een heel andere wereld tot stand kunnen brengen dan die waarin we nu leven. Dit is het pad van gezond optimisme: de overtuiging dat deze doelen – en andere waarvan we ons nu nog nauwelijks een voorstelling kunnen maken – een lange, vervullende en gezonde toekomst voor onze kinderen kunnen bewerkstelligen.

Met zijn kenmerkende beknoptheid schreef de Amerikaanse natuurvorser John Muir dat ‘als we proberen om iets te vinden wat op zichzelf staat, we er altijd achter komen dat het met al het andere in het universum verbonden is.’[70] De kern van een verfijnder vooruitgangsbegrip is niet alleen gelegen in een nederig besef van de onderlinge verbondenheid van de natuurlijke wereld, maar ook, en in toenemende mate, in een besef van de onderlinge verbondenheid van de wereldwijde beschaving waarvan onze manier van leven nu afhankelijk is.

Op dit moment is er weinig noemenswaardig verzet tegen de ideologie van niet-aflatende en almaar sneller verlopende technologische vooruitgang als het voornaamste verplichte doel van de wereld. Het wereldbeeld van een kleine groep technologen en financiers heeft samenlevingen de afgelopen decennia niet alleen fundamenteel veranderd, het vormt ook de drijvende kracht achter de huidige AI-wedloop.

Of het nu gaat om nieuwe commerciële technologieën, kernwapens of geavanceerde raketten, (wapen)wedlopen hebben altijd de neiging om tot uitkomsten te leiden waarbij iedereen veel minder veilig af is dan daarvoor.


69. ‘Extended Producer Responsibilities’ (National Conference of State Legislatures, 2023) https://www.ncsl.org/environment-and-natural-resources/extended-producer-responsibility.
70. John Muir, My First Summer in the Sierra (Boston: Houghton Mifflin, 1911).

De potentieel catastrofale externaliteiten van ons huidige pad van nauw begrensde technologische vooruitgang worden in de hedendaagse tijdgeest goeddeels genegeerd. Geschraagd door een enorme rijkdom, macht en bijval van het overgrote deel van de bevolking, is ons onvolwassen idee van vooruitgang uitgegroeid tot de gevaarlijkste ideologie ter wereld – veel gevaarlijker dan enig ander radicaal wereldbeeld uit welke politieke of religieuze koker ook. Geen enkele andere ideologie vormt in eenzelfde mate de motor achter de productie van almaar krachtigere fysieke technologieën, met consequenties die voor de ‘niet-gelovigen’ even verstrekkend zijn als voor de ‘gelovigen’. Geen enkele andere ideologie verafgoodt technologie evenzeer uit naam van haar constructieve vermogen en versnelt daarmee tegelijkertijd de groei van haar totale destructieve vermogen. Het grootste deel van de mensheid is niet alleen blind voor de schade die deze ideologie veroorzaakt, maar streeft ook actief haar doelen na en is niet bereid of in staat om te zien waarheen dit pad ons voert. En hoewel steeds meer mensen de gevolgen van deze ideologie aan den lijve ondervinden, blijven de meesten er – als slachtoffers van het stockholmsyndroom – in gevangen zitten. In een wereld van exponentiële groei, extractie, vervuiling en rivaliserende (wapen)wedlopen kan dit pad alleen maar in een ineenstorting eindigen.

Maar een instorting is niet onvermijdelijk. Ieder van ons heeft op zijn minst enige directe ervaring met hoe het is om op te groeien. Dat is vaak moeilijk, oneerlijk en ingewikkeld, maar op de een of andere manier en met wisselend succes moeten we er allemaal een poging toe doen. In ieder van ons schuilt een vermogen tot volwassenwording, tot een (vliedend) besef van hoe weinig we echt weten en tot het terugblikken op de reis die we afgelegd hebben. Het is de hoogste tijd dat onze mondiale beschaving zich aan een soortgelijke reis zet. Om volwassen te worden, moeten we zoveel liefde en zorg voor de werkelijkheid aan de dag leggen dat we onze onvolwassen verlangens opzij kunnen zetten en de wereld met nederigheid en een open en nieuwsgierige blik tegemoet kunnen treden. Alleen dan zullen we de ideologische sluier kunnen oplichten die onze blik vertroebeld. Alleen dan zal de mondiale beschaving in staat zijn om volwassen te worden en tot een wijze rentmeester kunnen uitgroeien van de macht die ze gecreëerd heeft.

Voor zover we weten is onze biosfeer een zeldzaamheid in de uitgestrektheid van het universum. Er is niets wat we kunnen zeggen dat ook maar een fractie van de waarde kan verwoorden die op het oppervlak van deze kleine planeet ontstaan is, of wat het betekent om dit in de loop van je leven te ervaren. We zullen moeten volstaan met te zeggen dat die biosfeer oneindig kostbaar is. Wat we wel met zekerheid kunnen zeggen is dat de ze tevens onvergelijkbaar klein is en dat alles waar we om geven van haar afhangt. En willen die dingen waar we om geven blijven bestaan, dan moet alles wat we doen erop gericht zijn om deze oneindig kostbare plek te dienen en te beschermen – op een manier waarop we tot dusver aantoonbaar niet geslaagd zijn. Onze wereld van economie, politiek, infrastructuur en instituten is geen uitgemaakte zaak – die wordt bepaald door de keuzes en handelingen van mensen, en die kan door de keuzes en handelingen van mensen herschapen worden. Het is fundamenteel mogelijk om een catastrofe af te wenden, en wat daarvoor nodig is, is uiteindelijk hetzelfde als wat er nodig is om een radicaal gezondere, vriendelijkere en veiligere wereld tot stand te brengen. Het tot leven wekken van deze wereld, die binnen onze mogelijkheden ligt, verschaft de mensheid een veel beter verhaal dan dat wat het huidige vooruitgangsnarratief te bieden heeft.

Deel uitmaken van de ontwikkeling naar echte, authentieke vooruitgang – in dienst van alles wat leeft, tot in lengte van dagen – geeft ons een veel betekenisvoller, veel bevredigender bestaan dan de levens die we nu leiden.